Communicatie en PR

Met ingang van deze maand( juli 2022) zal Stichting Myllesheem elke 4 weken een column in de Neije Krant plaatsen om de lezers te informeren over de historie van Mill. "Myllesheem vertelt" gaat over interessante wetenswaardigheden uit het toen en nu en koppelt het verleden aan het heden. Na publicatie in de Neije Krant wordt het na ruim een week tevens gepubliceerd op de website van Myllesheem en opgeslagen in ons archief

logo_myllesheem_vertelt.jpg


De eerste column zal in de Neije Krant van 22 juli 2022 verschijnen en draagt als titel De Kleine Prins. Het verhaal handelt over het woonhuis dat voorheen stond op het perceel Oranjeboomstraat waar nu nieuwe appartementen gebouwd worden.

Myllesheem wenst u veel leesplezier over al het moois wat Mill te bieden heeft, toen en nu!


Heemkundekring Myllesheem.
Columnist: Marja Verheijen.
De werkgroep Communicatie en PR.

Myllesheem vertelt - DE KLEINE PRINS .

de_kleine_prins.jpg
foto van de kleine Prins. De opnamedatum van deze foto is onbekend.

Het kan u niet ontgaan zijn: er wordt volop gebouwd in het centrum van Mill. De toegangspoort tot het bescheiden winkelcentrum van Mill, De Oranjeboomstraat, is voor het vlot verlopen van de bouwwerkzaamheden zelfs afgesloten Op de driehoek tussen de Oranjeboomstraat en de Hoogstraat verrijst een appartementencomplex, dat zich verder uitbreidt naar de overzijde van de straat op het perceel, waar voorheen gemeenschapshuis Mariënweerd en de bibliotheek gevestigd waren.
Iedereen heeft over de nieuwbouw wel een mening: de ene vindt het te hoog de ander vindt het te dicht op de weg staan en een enkeling vindt beiden. Hoe dan ook: de gebogen voorgevel van het complex lijkt iedereen met open armen te verwelkomen en dat geeft toch een goed gevoel.


Het appartementencomplex heeft nog geen naam en Myllesheem zou "De Kleine Prins" zeer toepasselijk vinden. Dit in navolging van "De Groote Prins" de appartementen gelegen tussen de Hoogveldseweg en de Molenstraat.

Op deze percelen stonden namelijk voorheen 2 woonhuizen. De Groote Prins en De Kleine Prins genaamd. In 1851 kwamen beide panden na het overlijden van haar man Johannes Wilhelmus van Erp in handen van mevrouw Hermina van Hout. In 1875 gaven haar erfgenamen aan notariskantoor Kerstens de opdracht om beide huizen en omliggende gronden en opstallen openbaar te verkopen. Een krantenbericht zegt het volgende: Twee huizen met erven, schuur en tuin, genaamd de Groote en de Kleine Prins, beide gelegen nabij de Kerk te Mill , met bouw en weidland , dennebosch en heide. De Groote Prins is om zijn gunstige inrichting en ligging bijzonder geschikt tot uitoefening van winkel, herberg of enig ander bedrijf.

Grad van Hout, de vader van de oprichter van het latere bedrijf Van Hout, kocht beide panden. De Groote Prins werd door Grad omgebouwd tot een klompenmakerij . In 1863 werd De Kleine Prins verkocht aan herbergier Giezen , maar werd bewoond door Tinus van Kempen en het huis bleef als een kleine boerderij in gebruik. Zijn bijnaam was de Brandse Tinus, omdat hij bij brand met paard en wagen de brandspuit moest ophalen uit de opslag, die op de plek stond, waar nu de rotonde bij de Groote Prins is.

In 1961 verrijst er op de plek van De Kleine Prins een autogarage en het taxiverhuurbedrijf van Joep Theunissen. Vanaf 1972 zet Theo Reijnen uit Grave het garagebedrijf voort, waarna Herman Vlaar het in 1986 overneemt. Alle drie de eigenaars woonden boven het het bedrijf en na het beëindigen ervan in 2008 blijft de begane grond leegstaan en wordt de eerste etage verhuurd als appartement.
In het kader van het centrumplan werd het pand gesloopt en werd het perceel een parkeerplaats of incidenteel gebruikt, bijvoorbeeld voor de noodunits van de Rabobank en danstent tijdens de kermis. Jongeren van Yahoo (dagbesteding voor jeugd met een beperking) hebben de lelijke achtergebleven tuinmuur verfraaid met kunstig schilderwerk. Eindelijk is er na al die tijd besloten tot een definitieve bestemming en aan het eind van dit jaar ( 2022) zullen de eerste bewoners hun nieuwe onderkomen betrekken. Hopelijk zullen zij er met veel plezier wonen en er zich prinsheerlijk voelen. Sommigen van hen kunnen vanaf het balkon aan de voorgevel zich als een prins wanen tijdens de balkonscene en de inwoners van Mill toewuiven. En laten we hopen, dat ze deze column lezen en de rijke historie van hun nieuwe woonplek nog kunnen voelen. Myllesheem zal zeker pleiten voor "De Kleine Prins " als nieuwe straatnaam om zo het verleden in het heden te laten voortleven. Dit tot eerbetoon van dit mooie stukje cultureel erfgoed.
Heeft u nog verhalen over dit onderwerp , bent u een nazaat van één van de genoemde families of personen, bezit u nog foto's of documenten, dan hoort "Myllesheem vertelt" dat graag .
Info adres Myllesheem: info@myllesheem.nl
columnist Marja Verheijen
bron Myllesheem
werkgroep PR en Communicatie


logo_myllesheem_vertelt.jpg

Myllesheem vertelt "DE WIITE MOORS".

hotel_giezen_1930_a.jpg
Hotel-Restaurant en Stalhouderij Jan Giesen anno 1930.

Elke stad of elk dorp heeft er wel eentje of zelfs meerdere: dat oude vervallen pand, dat door jarenlange leegstand zonder de liefdevolle verzorging van een bewoner of gebruiker probeert overeind te blijven. Vaak omheind met bouwhekken om het gebouw toch nog enige bescherming te bieden tegen vandalen. Al zijn aanzien van voorheen door de tand des tijds verloren en een bron van ergernis van omwonenden. Ook Mill heeft helaas enkele van dit soort overblijfselen van weleer, waaronder De Witte Moors. Het pand aan de Stationsstraat 40 biedt al lange tijd een troosteloze aanblik en wacht op het einde van zijn laatste levensfase. Het dak is na aantreffen van asbest gedeeltelijk gesloopt en de oude dakspanten proberen het eens zo statige gebouw nog bij elkaar te houden.

In 1880 werd het pand in opdracht van Jan Giesen gebouwd als stalhouderij voor de paard-en-wagens en als logement voor de reizigers, die op doorreis waren met de op 15 juli 1873 geopende spoorlijn van de NBDS, de Noord Brabantsch Duitsche Spoorweg Maatschappij.
Dit traject was een onderdeel van de belangrijke Oost-Westverbinding tussen Londen, Berlijn en Sint Petersburg. Dat klinkt toch heel deftig voor een plattelandsdorpje als Mill. Na 1950 werd dit zogenaamd Duits Lijntje niet meer voor personenvervoer gebruikt en vond er alleen nog transport van goederen plaats. In 1973 , na precies 100 jaar, kwam de spoorwegverbinding te vervallen en werd het een fiets en wandelpad.

Van 1880 tot 1925 was Jan Giesen de eigenaar van de Witte Moors en na zijn overlijden nam zijn zoon Sjef tot 1940 het etablissement over, waarna voor slechts 2 jaar diens zus Marie de uitbaatster van Hotel Giesen was. Vanaf 1942 nam haar zus Trees de zaken waar. zij was gehuwd met Sjang Moors uit Geleen en de naam Hotel Moors was geboren, de naam waaronder het nu nog steeds in de volksmond bekend staat, althans bij de iets oudere Millenaren.

Sjang Moors overleed in 1960 en toen Trees in 1961 een herseninfarct kreeg, was hun zoon René de opvolger. Hij verbleef echter met veel plezier in Australië, maar verruilde dit machtig land tot het dorpje Mill. Al snel werd het bedrijf, dat inmiddels een hotel, café en een restaurant herbergde, De Witte Moors genoemd vanwege de witte haardos van René.
Na zo'n lange geschiedenis zijn er natuurlijk ook een paar leuke anekdotes te vertellen. Zo had tandarts Remmen uit Wanroij in de jaren 60 op het podium in de zaal op woensdagmiddag spreekuur omdat Mill geen eigen tandarts had. En met de Millse kermis had René voor vermaak en vertier een groot Belgisch orgel besteld. Dit reusachtige geval paste echter niet door de deur en de enige oplossing was het wegzagen van het bovenlicht van de deur.

Veel verenigingen en clubs hadden Hotel Moors als vaste thuishonk voor hun bijeenkomsten en vergaderingen, zoals de Schietvereniging opgericht in 1965, de Wieler Club Mill buurtvereniging De Spoorkanters en natuurlijk de Duivenvereniging omdat René zelf ook duivenmelker was. Enkele van deze organisaties maakten veelvuldig gebruik van het clubhuis, dat speciaal op het terrein was opgericht.

Op 1 maart 1992 overlijdt de ongehuwde René Moors en daarmee stopt na 112 jaar het familiebedrijf. Geert Swartjes neemt het pand over en tot 2009 is Café Geert een begrip in Mill. Daarna breekt een onzekere periode aan met diverse opeenvolgende huurders en een ontmanteling van een hennepkwekerij in 2015. Het perceel en de bebouwing is inmiddels in handen geweest van diverse eigenaars, maar tot op heden is nog geen van de plannen daadwerkelijk gerealiseerd.

Dit alles heeft duidelijk zijn sporen achtergelaten, de gratie van weleer is niet meer, het verval heeft de overhand genomen en nog steeds is niet algemeen bekend welke fase het een zo monumentale pand nu zal ingaan. Laten we hopen, dat het snel in ere hersteld wordt in welke vorm dan ook en dat nieuwe bewoners of gebruikers net zo kleurrijk zullen zijn als gasten van toen en dat zij weer kleur mogen geven aan De Witte Moors!
Heeft u nog foto's of andere aandenken aan Hotel Moors, bent of kent u de genoemde families of heeft u nog een leuke anekdote dan hoort "Myllesheem vertelt" dat graag. U kunt mailen aan info@myllesheem.nl. Neem ook eens een kijkje op de site www.myllesheem.nl voor meer documentatiemateriaal omtrent De Witte Moors en eerdere columns van "Myllesheem vertelt"

Columnist Marja Verheijen.
Heemkundekring Myllesheem.
Werkgroep Communicatie PR.



logo_myllesheem_vertelt.jpg

Myllesheem vertelt " MARIËNWEERD . "

marienweerd_mill.JPG
Gebouw Mariënweerd rond 1960.

Dat elk dorp of stad zijn eigen typische aanzicht heeft, is sterk afhankelijk van onder andere de geografische ligging, de economische status en de historische achtergrond. Deze factoren bepalen namelijk de bebouwing en de verdere infrastructuur van een dorpskern of een stadscentrum. Dat men vroeger veelal boerderijen in Mill aantrof en weinig statige herenhuizen en dat dit in bijvoorbeeld Nijmegen net andersom was, mag duidelijk zijn. Toch stond er in Mill ook een aantal monumentale panden. Men kan zich afvragen waarom de ene gemeente het wel gelukt is om deze getuigenissen van het verleden levend te houden en er een andere bestemming aan te geven en waarom in de andere gemeente er een beleid werd gevoerd, waardoor veel cultureel erfgoed ten prooi is gevallen aan de sloopkogel. Dit laatste gold ook voor het voormalig gemeenschapshuis Mariënweerd en zodoende verdient dit gebouw een plek in de reeks "Myllesheem vertelt".

In 1120 sticht de heilige Norbertus van Gennep, geboren in Xanten in Duitsland, de orde van de Norbertijnen, ook wel Witheren genoemd vanwege hun witte habijt. Norbertus stichtte in diverse Nederlandse en Belgische plaatsen een abdij, waaronder De abdij Mariënweerd in Beesd. Mylle(Mill) en Halle(Langenboom) waren dependances van deze abdij en de invloed van de kloosterorde was groot op de geschiedenis van ons dorp en in het bijzonder op de parochie. Zo behoorde Kapel Maria ten Hove toe aan abdij Mariënweerd.

Het pand dat later gemeenschaapshuis Mariënweerd werd, is in 1890 als gebouw met één bouwlaag gerealiseerd door boterkoopman, grossier en later steenfabrikant Jan van Lieshout. Jan van Lieshout hield zich bezig met het brouwen van bier en had voor het bewaren van het gerstnat een ijskelder gebouwd in de tuin. Deze is nog steeds zichtbaar in het plantsoen van het notariskantoor, waar bij de grote Amerikaanse eik de grond enigszins opgestuwd is. Er bestaat bij de gemeente het plan om deze koelkelder in 2023 te restaureren als de bouw van het nabij gelegen appartementencomplex voltooid is.

Na Jan van Lieshout volgden nog diverse bewoners, zoals notaris Kersten, in 1903 schoolhoofd Johan van Hoof en in 1908 grossier Reinier Verbruggen. In 1913 kocht dokter Arntz het pand, bouwde eden verdieping erop en nam het in gebruik als dokterspraktijk met woning en rijtuigstalling. Dokter Noordzij was de volgende bewoner en na hem huisvestte in 1952 dokter Gunneweg zich in het huis. Na zijn vertrek naar de Stationsstraat kocht de gemeente het pand om er een gemeenschapshuis te realiseren. Pastoor Maas was samen met De heer Antoon van Hout de grote initiator. Met financiële steun werd in 1960 het pand grondig verbouwd en werd het door minister Marga Klompë geopend. Toen kreeg het gemeenschapshuis de naam Mariënweerd, ontleend aan de abdij in Beesd.
Gemeenschapshuis Mariënweerd en de openbare bibliotheek ernaast werden in 2012 gesloopt . Gedurende 10 jaar heeft het terrein braak gelegen en nu bevindt het in aanbouw zijnde appartementencomplex zich in de afrondende bouwfase.

Gemeenschapshuis Mariënweerd was een plaats waar mensen elkaar ontmoetten en zodoende een grote rol speelde in de sociale structuren binnen Mill. Het was toen al een multifunctioneel centrum voor diverse doeleinde: dansschool, de missienaaikring, raadsvergaderingen, muziekschool, peuterspeelzaal en het kantoor van opbouwwerker Frans Keurentjes. Ook zijn er in de jaren rond 1967 één of meerdere klassen van de lagere meisjesschool gehuisvest geweest, die bij goed weer les kregen op het grote balkon en hun speelkwartier doorbrachten in de tuin. Beheerders van het buurthuis waren onder andere Jimmy Mulders, Tien Raaymakers, Theo Thoonen en Lies Bens, bij wie de koffie altijd klaar stond.

Het nieuwe appartementencomplex zal de naam Woonhof gaan dragen. Daar deze naam niets zegt over de bewogen geschiedenis van het terrein en deze algemene term in elk ander dorp toegepast zou kunnen worden, beijvert Stichting Myllesheem zich ervoor om dit complex Mariënhof te noemen. Op deze manier zal het verleden voortleven, want met de sloop van gemeenschapshuis Mariënweerd is een mooi monument heen gegaan. Een schrijnend voorbeeld van beleid, dat andere prioriteiten stelt dan het behouden van ons erfgoed. Als schrale troost zal de ijskelder in ere hersteld worden en is dit ondergronds bouwwerk nog het enige zichtbare overblijfsel van Mariënweerd, nou ja..zichtbaar.

Heeft u nog foto's of andere aandenken aan Mariënweerd of heeft u de genoemde persoenen gekend dan hoort "Myllesheem vertelt "dat graag. U kunt mailen aan info@myllesheem.nl Neem ook eens een kijkje op de site;
www.myllesheem.nl
voor meer documentatiemateriaal omtrent Mariënweerd en columns van "Myllesheem vertelt".

Draagt u Myllesheem een warm hart toe en wilt u de geschiedenis van Mill voortleven stem dan op Myllesheem op www.rabobank.nl/clubsupport. Wij zijn heel blij met uw stem!.

marienweerd_2_mill.jpg

Columnist Marga Verheijen
Heemkundekring Myllesheem
Werkgroep Communicatie en PR
.

logo_myllesheem_vertelt.jpg

Myllesheem vertelt : HET ZUSTERKLOOSTER ST.JOZEF
In het in 1989 gesloten Verdrag voor de Rechten van het Kind staat in artikel 28, dat alle kinderen ter wereld ongeacht ras, geslacht en geloof recht hebben op goed onderwijs. Dat dit wezenlijke recht in vele delen van de wereld nog steeds geschonden wordt, is niets nieuws.
Gelukkig was aan het eind van de 19e eeuw de situatie qua onderwijs in Mill er beter aan toe. Notaris August Ambrosius Verstraaten en zijn vrouw besloten zich in te zetten voor het opstarten van een klooster, waar katholiek onderwijs gegeven zou gaan worden aan de meisjes in Mill, hetgeen voor die tijd nog niet het geval was. Wel gaf het echtpaar al privé in hun huis aan enkele meisjes onderwijs. Pastoor Michiels was een groot voorstander van het plan en ook de bisschop van 's-Hertogenbosch Monseigneur Zwijsen gaf zijn goedkeuring.

De zoon van de notaris, Joseph Antonie Wilhelmus Verstraaten, deed op 29 december 1843 zijn intrede in het klooster van de Trappisten te Achel en hij werd op 17 april 1876 tot priester gewijd. Derhalve deed hij afstand van de erfenis, het ouderlijk huis en belendende grond.
Begin 1871 schonken notaris August Ambrosius Verstraaten en zijn echtgenote hun notarishuis met tuin en aangrenzend land aan de Zuster Franciscanessen in Oirschot. Pastoor Michiels, burgemeester Verstraaten ( neef van de notaris) en notaris Verstraaten zelf gingen naar het Franciscanessenklooster Nazareth in Gemert om het initiatief voor onderwijs aan meisjes in Mill te bespreken. De zusters reageerden erg enthousiast en zij wilden zich met liefde wijden aan het geven van onderwijs aan de Millse meisjes.
Het grote notarishuis bleek zeer geschikt volgens de zusters, maar er moest wel eerst een plek om te bidden gerealiseerd worden. Op 17 april 1871 begonnen twee zusters Franciscanessen uit Gemert een lagere school voor meisjes in 2 grote kamers van het herenhuis, waar zij onderwijs gaven in christelijke "lering" lezen, schrijven, rekenen, taal en "het vrouwelijk handwerken". Enkele weken later werd er nog een Zondagsschool geopend. Al snel breidde de school zich uit tot 16 zusters en omdat er geen geld vrijgemaakt kon worden om onderwijzers te betalen, was het Millse onderwijs afhankelijk van de liefdadigheid van de geestelijkheid. Er bestond in die tijd nog geen leerplicht en de kinderen bezochten vooral in de winter de school, omdat er in de zomer meegeholpen moest worden op de boerderij of met het oogsten van het land.

Pastoor Michiels was inmiddels overleden en in 1904 sprak zijn opvolger Pastoor Laffertée een vurige wens uit, namelijk het oprichten van een tehuis voor ouderen, het zogenaamde St. Jozefhuis. Zodoende namen de zusters ook de zorg voor de Millse bejaarden op zich.
Er werd ook nog een bewaarschool aan het bestaande pand gebouwd en in 1903 werd er een lagere meisjesschool met 6 lokalen gerealiseerd. In 1939 was de bouw van de kleuterschool klaar, waar de bovenverdieping een naaischool en tevens de huishoudschool waren gevestigd.
Nelly_Anne-marie_en_Willy_Sweens_(002).jpg
Nelly, Annie-Marie en Willy Sweens voor het schoolgebouw anno 1938.

Het klooster is tot 1964 voor de zorg van bejaarden en als meisjesschool in gebruik geweest. Menig inwoonster van Mill heeft er lager onderwijs genoten. De zusters verhuisden naar het nieuwe bejaarden huis Paus Johanneshove, waar zij tot 1986 nog hun leven hebben gewijd aan de bejaardenzorg.
Het pand heeft nog een aantal jaren gediend als tijdelijke woonruimte voor noodgevallen en in 1867 werd het hele complex gesloopt. Op deze plek in het centrum van Mill staan nu de Albert Heijn en het appartementencomplex aan de Markt met daaronder onder andere Jan Linders en boerderijwinkel Verdaasdonk. Het toeval wil, dat tijdens het schrijven van een stuk over het onderwijs in Mill, bekend werd gemaakt, dat het Merletcollege in Mill binnen enkele jaren opgeheven zal worden. Begonnen we dit verhaal met een bericht over de verrijking van het Millse onderwijs, we zullen het moeten sluiten met tegenovergesteld nieuws. De Millse jeugd zal in de toekomst elders hun schoolloopbaan moeten voortzetten, in Uden, Grave Cuijk of Boxmeer.
Heeft u nog foto's of andere aandenken aan het nonnenklooster/meisjesschool of heeft u de genoemde personen gekend dan hoort "Myllesheem vertelt" dat graag. U kunt mailen aan info@myllesheem.nl
Neem ook eens een kijkje op de site www.Myllesheem.nl voor meer documentatiemateriaal omtrent het nonnenklooster en de oude meisjesschool en meerder columns "Myllesheem vertelt"

zusterklooster__Mill.jpg

Columnist Marga Verheijen
Heemkundekring Myllesheem
Werkgroep Communicatie en PR
.

logo_myllesheem_vertelt.jpg

Myllesheem vertelt ; HET LEEGPOMPEN VAN DE WIEL
Zo nu en dan zien we het nog wel eens. Jeugd die met een lang touw met een haak of een sterke magneet eraan uit het Defensiekanaal van alles probeert op te vissen, wat een ander argeloos daarin gedumpt heeft. Meestal bestaat de buit uit één of meerdere oude roestige fietsen . Altijd al heeft de donkere en duistere wereld onder water de nieuwsgierigheid van de mens aangewakkerd.

Zo ook in 1927, toen een aantal op sensatie beluste mannen waaronder de heren H.W. van Hout, Verstraaten en Anderegg, het plan hadden opgevat om de wiel aan het noordeide van de Achterdijk leeg te pompen. Een wiel is een water, dat na een dijkdoorbraak is ontstaan, niet groot, maar door de kracht van het doorbrekende water wel heel diep.
De jonge mannen noemden zich speciaal voor deze gelegenheid "Wielbodem Kijkvereniging Gezelligheid "en zij wilden de wiel nader gaan onderzoeken. Deze wiel had ongeveer een doorsnede van 70 meter en was omgeven door riet en houtgewas. De waterplas was een overblijfsel van de overstromingen als gevolg van een dijkdoorbraak van de Beerse Overlaat. Dit is een waterbouwkundige constructie om hoogwater te regulieren, waarbij men een gebied laat vol stromen om zo de nabij gelegen steden en dorpen aan de overkant van de Maas ( Nijmegen en omstreken) te beschermen. De diepte van deze wiel was onbekend maar volgens oude overleveringen hielden er zich grote vissen schuil, alsmede ander ongedierte van reusachtig formaat. Niemand waagde het om daar een rustig visstekje in te richten, want de kans was groot, dat je met hengel en al door de monstervissen de diepte werd ingesleurd. Toch waren er onverschrokken jongelui, die het riskeerden om ter afkoeling in de wiel te zwemmen. Er werd een plan gesmeed om de bodem van de wiel eens nader te gaan inspecteren. De firma van Hout stelde het pompmateriaal ter beschikking en Grad van Geffen, die bij dat bedrijf als monteur en chauffeur werkzaam was, zou de pomp bedienen. De Princepeel leverde de lier voor de stoomploeg. Piet Verstappen reed met zijn busje af en aan voor het vervoer van al het benodigde materiaal. Dit transport vond plaats vanaf de Omnibushalte gelegen bij Café Schraven van Sjef Schraven. Deze kroeg had de bijnaam "Den Blauwe" en kennen wij nu als "Het Lagerhuis."
De speciaal voor dit evenement in leven geroepen vereniging gaf zoveel mogelijk ruchtbaarheid aan hun plannen. Het moest een heel spektakel worden zoals Mill nog nooit gekend had. De belangstelling van de bevolking werd gewekt door het verspreiden van aanplakbiljetten en voor vertier en plezier zou er een kermis aan verbonden worden. Er was voor elke leeftijd wat wils, van een poppenkast tot aan een behendigheidswedstrijd voor motorijders. Er werd zoveel tamtam gemaakt over het hele gebeuren dat de pastoors in de regio hun volgelingen waarschuwden voor dit wilde plan. Op die manier maakten ze echter nog meer reclame voor het festijn, waarvoor een kwartje entree werd gevraagd.
Toen op een zondag in juli van het jaar 1927 na de vele voorbereidingen eindelijk de pompen in werking werden gezet steeg de spanning ten top. Om deze nog eens extra te verhogen, moest de machinist doen alsof de pomp haperde en het hele schouwspel stil zou komen te vallen. Maar de pompen werkten gestaag door, het waterpeil daalde zienderogen en onder het genot van drank en spijs kwam de bodem steeds meer in zicht. Het resultaat was echter slecht een oude roestige fiets(dus toen ook al), een oud reuzenrad, heel veel modder en enkele kleine visjes. Maar de vaten waren leeg de beurzen licht en wat had men een lol.
Niks geen monster of ander groot angstaanjagend beest!

leegpompen_de_Wiel_1927_(002).jpg
HET LEEGPOMPEN VAN DE WIEL 1927

Een week later werd in de plaatselijke krant verslag gedaan van het hele tafereel met bijgaand gedicht . Jaren later namelijk in 1958 werd carnavalsvereniging De Wielwaaiers opgericht, die hun naam hebben ontleend aan deze wiel. En elk jaar gingen ook daar "de vaten leeg en de beurzen licht".

gedicht_over_het_leegpompen_van_de_wiel.jpg

Columnist Marga Verheijen
Heemkundekring Myllesheem
Werkgroep Communicatie en PR.



logo_myllesheem_vertelt.jpg

Myllesheem vertelt: VLIEGDEMONSTRATIE OP DE MILLSE HEIDE.

farman_biplane.jpg
Vliegtuig van het merk Farman Biplan type MF

Inwoners van Mill en omgeving zijn gewend, dat er bijna dagelijks wel één of meerdere F16's of een F35 komt overvliegen. Je raakt er nooit echt gewend aan, want de meesten ergeren zich aan de geluidsoverlast, die straaljagers veroorzaken. Dat dit er ook nog eens in de jaren 80 de oorzaak van was, dat er in Mill een bouwstop werd afgekondigd, verhoogde de irritatie alleen maar.
Toch is er een tijd geweest , dat men met veel genoegen een vliegtuig in het luchtruim boven Mill welkom heette.

We schrijven het jaar 1911, toen de luchtvaart nog in de kinderschoenen stond. In dat jaar werd er met als startpunt Parijs in 9 etappes een Europeesche Rondvlucht (Circuit Européen d' Aviation) georganiseerd. Het 3e traject bestond uit een vlucht van Luik naar Soesterberg met een verplichte landing in Venlo, waarvan de route in één rechte lijn liep over onder andere Horst, Venray, Sint Anthonis, Sint Hubert en Grave. Met grote witte kuizen werd de te vliegen afstand op de grond gemarkeerd. Vele duizenden toeschouwers volgden het spektakel, maar door slecht weer kon er pas de volgende ochtend verder gevlogen worden. Dit bleek echter niet het grootste probleem te zijn, want die volgende dag stortte er in Mill een vliegtuig neer, tenminste volgend de berichtgeving. Gelukkig viel het mee. De vliegenier, Marinus van Meel uit Rotterdam, moest met zijn Farman wegens motorpech een noodlanding maken op de Millse heide, aan het einde van de Arendstraat nu. Hierbij waren het onderstel en de schroef dermate beschadigd, dat reparatie nodig was. Snel werd er een comité gevormd, bestaande uit de heren van Hout, de burgemeester en andere notabelen, die van de nood een deugd wilden maken. Met Marinus en zijn passagier Maurice Benselin uit Verviers in België werd middels een notariële akte vastgelegd, dat zij demonstratievluchten zouden organiseren boven Mill en dat Millenaren hen als passagiers op hun vlucht zouden vergezellen.
Drommen mensen verzamelden zich hiervoor in de Stationsstraat en de menigte wachtte vol spanning op de grote gebeurtenis, terwijl zij genoten van de muziek van de fanfare uit Sint Hubert. Onder groot gejuich begon het vliegtuigje aan zijn eerste ronde over Mill en Langenboom, maar bij de landing van de tweede vlucht ging het mis en was de schade groot. Dit belette het comité en de aviateur echter niet om na reparatie het op 9 en 10 juli 1911 nog grootser aan te pakken.
vliegenier_en_passagier_mill.jpg

vliegdmonstratie_mill_1911.jpgMarinus had het plan opgevat om het Nederlandse duur- en hoogterecord van respectievelijk 65 minuten en 1700 meter te verbeteren. Er werd grote bekendheid aan deze demonstratie gegeven, extra treinen werden voor de vele bezoekers ingezet en op het terrein werden diverse vermakelijkheden en muziek aangeboden. Duizenden mensen kwamen op de recordpoging af en eindelijk om 20:06 uur, toen de wind was gaan liggen stegen Marinus en Maurice op. Het aanvankelijke enthousiasme duurde maar kort, want na 13 minuten en 43 seconden zetten de piloten het vliegtuig weer aan de grond na slechts een hoogte van 125 meter bereikt te hebben. Het complete onderstel bezweek onder de moeizame landing en de vliegmachine werd tot grote teleurstelling van de toeschouwers opgeborgen in een loods. Het Millse vliegfestijn werd afgesloten met het aanbieden van een lauwerkrans en de vele omstanders keerden huiswaarts of dronken hun frustratie weg in een café.
Na de zoveelste reparatie vertrok Marinus op zondag 16 juli naar Tiel. Tijdens zijn spannende belevenis in Mill verbleef hij in een hotel in Grave en als dank voor bewezen diensten gaf hij de houten propeller aan de Graafse arts A.J.M. Kanters cadeau, waarna in 1976 diens familie dit enige tastbare bewijs van het avontuur schonk aan het Luchtvaartmuseum te Soesterberg.

kaart_van_vliegdemo_1911.jpg
overzichtskaart van de vliegdemonstratie (zie het rode kruis).

Het is hoogst onwaarschijnlijk, dat er over tientallen jaren een onderdeel van een F16 bij een inwoner van Mill aan de muur zal hangen ter herinnering aan het oorverdovende lawaai, waardoor menigeen regelmatig een praatje buiten moet stoppen, net dat stukje van een liedje op de radio mist of gestoord wordt bij het lezen van "Myllesheem vertelt" in de Neije Krant.

Bron: Dhr. P. Schoonhoven, de Graafse Courant en het Boxmeers Weekblad met dank aan P.J. Hagen.

Columnist Marga Verheijen
Heemkundekring Myllesheem
Werkgroep Communicatie en PR.


logo_myllesheem_vertelt.jpg

ZEDENVERWILDERING IN MILL

Mill in de landelijke belangstelling in 1936.
Dit verhaal gaat over zedenverwildering in Mill in de vorige eeuw. Dat moet wat geweest zijn, die zedenverwildering, en dan ook nog die feiten over Mill uitgebreid vermeld in de landelijke pers. Maar her is alweer bijna 90 jaar geleden dat dit zich afspeelde. Maar de term zedenverwildering was wel een beladen woord in die tijd. Waar had dit betrekking op? Denk niet verkeerd over Mill in die tijd, want het sloeg op: Dansen.

In november 1936 werd er ook in Mill al gedanst maar dat werd zeer argwanend bekeken door de ouderen, de kerk en met name de plaatselijke overheid.
En die opwinding kwam omdat er er in Mill een min of meer besloten dansgelegenheid scheen te zijn met de schone naam Victoria-club en daar ging het volgens ouderen er niet altijd erg netjes aan toe. Om dat "kwaad" de kop in te drukken werden er door de vroede vaderen maatregelen getroffen. Helaas voor hen zonder direct resultaat. Dit zou allemaal niet zo bijzonder geweest zijn, ware het niet, dat een landelijk dagblad zich met de zaak ging bemoeien en toen was het hek van de dam.

De onenigheid tussen Het Algemeen Handelsblad en het gemeentebestuur.
Deze krant had lucht gekregen van deze zaak en zag er wel brood in om hierover iets te schrijven. Op vrijdag 13 november 1936 verscheen er in dit blad van een speciale correspondent onder de kop: "Mill heeft wereldstad-allures" een artikel over Mill in het algemeen en de danskwestie in het bijzonder. Het was een badinerend artikel maar in hun opwinding zag men dat in Mill helaas over het hoofd.

Wat stond er nou eigenlijk in dit artikel.
De correspondent begint met te stellen dat de techniek niet aan het platteland voorbij gaat en ook de autobus komt die met een snelle vaart van het dorp naar de stad ijlt. En in de stad wachten de verlokkingen van bioscoop, cabaret of café met muziek. De oudere mensen doen daar weliswaar niet aan mee maar in de jongeren is een nieuwe geest gevaren.

Was het bovenstaande nog niet schokkend genoeg het gaf wel een idee van de geest van het artikel. De schrijver gaat daarna in op de danskwestie en het dorp Mill.
De manier waarop het verhaal beschreven was schoot bij het gemeentebestuur van Mill in het verkeerde keelgat. Mill ligt volgens deze correspondent in Noord Brabant ten oosten van het oude vestingstadje Grave en men kan de belangrijkheid van deze plaats afmeten aan het feit, dat er nog mensen wonen die nimmer in een spoortrein gezeten hebben. Zo ook vindt men er in de Dorpsstraat (huidige Schoolstraat) een wegwijzer, dat Boxmeer 2 uur gaans en Grave anderhalf uur gaans is. De schrijver van het artikel constateert dat de vooruitgang in Mill nog niet zo snel is gegaan aangezien men nog niet begrijpt, dat een automobilist of wielrijder sneller is dan een voetganger. Maar goed, er was vooruitgang, want in Mill was al wel elektrisch licht en sommige dachten al schuchter over waterleiding. Toch op één punt was de vooruitgang duidelijk merkbaar en dit tot ongenoegen van de ouderen maar tot vreugde van de jongelui in het gehele land van Cuijk. Want 's avonds zag men langs de landwegen de dwalende lichtjes van tientallen wielrijders, die zich naar Mill spoeden.

En in het dorpje verneemt men een roezemoezig gerucht, waarboven uit de schelle maar niet bepaald muzikale geluiden van een pierement nadrukkelijk opstijgen.

De Victoria-club.
Op dat geluid kwamen nu de jongelui af want dit pierement stond in een dansgelegenheid met de schone naam Victoria-club. Daar werd men na het betalen van een kwartje toegelaten om te gaan dansen op de tonen van het pierement. Van zwierig dansen was volgens de correspondent echter geen sprake, want daar was de ruimte niet op berekend. Het was een soort deinen, in dichte wolken tabaksrook en de lucht van bier, onder het meebrullen van de populaire dansliedjes. Volgens de schrijver was het meer een massale lichaamsoefening, men deed er goed aan om stevige klompen aan te trekken in plaats van bottines ( handgemaakte damesschoenen) om gekneusde voeten te vermijden. En dat, vervolgt hij, konden de wijze mannen die het vroedschap van Mill vormen, niet tolereren.
De gemeenteraad van Mill heeft zich uren gebogen over de gemeentelijke verordeningen en wettelijke bepalingen om aan het verderf een eind te maken.
De veldwachter werd ontboden en er werd een plan de campagne ontworpen. De veldwachter begaf zich op oorlogspad en verkende, zich steeds goed verborgen houdende, de dansgelegenheid, haalde versterking en deed een inval in de Victoria-club. Daar troffen zij enige honderden jongelui aan, er werden vragen gesteld en ja, er werden onnozele jongeren gehoord die met sidderende stem hadden verklaard, dat zij van een besloten club nimmer gehoord hadden en slechts een kwartje hadden betaald om binnen te komen. Hier was dus het bewijs geleverd dat het geen besloten club was en de veldwachter gelaste sluiting. En om helemaal zeker te zijn verzegelde hij het orgel.
Tot verbazing van velen werd de club enige dagen later in een gelegenheid in Mill weer geopend. De bezoekers, meer dan voorheen, stroomden weer toe en ontvingen kaartjes, waarop duidelijk stond aangegeven , dat zij lid waren van een besloten club á raison van een kwartje contributie en met de bepaling, dat iedere verzuimde dansles tot een boete van één cent leidde. De veldwachter stond perplex, maar zijn woede kende geen grenzen, toen hij het welbekende geluid van het verzegelde orgel boven alles uit hoorde. Hij kon slechts constateren , dat het zegel onbeschadigd was, het orgel was gewoon verplaatst.
De correspondent van het Algemeen Handelsblad besluit zijn artikel met te vermelden , dat de ondernemer van de Victoria-club gaat ondervinden, dat er nog rechters zijn in Den Bosch.

De Kantonrechter en de rechtbankpresident hebben hem gekapitteld en een boete opgelegd en er wachten nog meer processen. Maar beslist is de strijd in Mill nog lang niet, daar zorgt de opstandige jeugd wel voor.

De reactie van het gemeentebestuur Mill
Het gemeente bestuur was in zijn wiek geschoten. Allereerst was er een raadslid, die voor zaken in Amsterdam moest zijn en van de gelegenheid gebruik maakte om bij de directie van het Handelsblad zijn beklag te doen. Hij schreef een brief aan de burgemeester van Mill, waarin hij vermelde dat de hij de directie er op had gewezen dat de bewuste wegwijzer ( waar de afstanden in 2 uur et cetera staan) niet van de gemeente was maar van de ANWB en de gemeente geen blaam trof.
Het antwoord van het Algemeen Handelsblad liet niet lang op zich wachten; bij brief van 26 november 1936 kreeg het betreffende raadslid antwoord. Fijntjes liet de hoofdredactie weten dat, omdat de rechtelijke macht in Den Bosch zich hiermee had ingelaten een algemeen dagblad hierover zijn lezers daar over behoorde in te lichten.

In tussen had de gemeenteraad zich in een vergadering van 21 november 1936 ook over het krantenartikel gebogen. Dit resulteerde in een brief de dato 30 november 1936 aan de hoofd redactie van het Algemeen Handelsblad. Het was niet mis wat er in die brief stond. Met klem protesteerde men tegen de wijze waarop de gemeente belachelijk werd gemaakt. Zij wezen op een onjuistheid, want het was ook in Schijndel dat zich een danshuis kwestie voordeed, en ook een in Mill.
Volgens het gemeentebestuur was er in Mill geen charge door politiemannen gemaakt op argeloze dansclubleden, zoals uw zeer speciale artikel-fabrikant meent te moeten wereldkundig maken. E, zo vervolgt het gemeentebestuur: in Mill is men niet zo achterlijk, alhoewel men een poging tot buitenwettelijk optreden ook daar tegen gaat. In Mill is men geen vijand van nette dansgelegenheden, doch in Mill waakt de men tegen zedenverwildering: wel bevordert men dáár de lichaamscultuur, doch men past voor neo-paganistische (nieuw heidendom verwording.
Zo gaat men nog een tijdje door, nogmaals een veeg uit de pan uitdelend aan de speciale
correspondent (Hij voelde de volksmentaliteit niet goed aan, hij begreep niet wat er leeft onder de Brabantse mensen en dat hij zich mogelijk in de toekomst kon opwerken tot een hoogte , die nodig is om een eerlijk, rechtschapen en verantwoord krantenartikel schrijver te worden).
Burgemeester en Wethouders concluderen verder dan nog, dat in het diepste wezen de oorzaak van het optreden van figuren, die door middel van het openen van ongeoorloofde dansgelegenheden de traditie van een goedgelovig , levensblij Brabants volk willen neertrappen, een verschijnsel van degeneratie is. Dit alles sluit niet uit, dat ook Brabanders zich op hun wijze willen aanpassen aan de nieuwe tijd, zoveel mogelijk echter met behoud van folklore, met behoud van het goede en met het behoud van een zedelijk verantwoorde levenshouding.
Dat stond er dus maar eens fijntjes, de gemeente Mill had van zich afgebeten en zij had duidelijk gesteld hoe het in elkaar zat en bovendien aangegeven hoe het Brabantse leven nu precies was. Dat het hun visie was op hoe het eigenlijk zou moeten zijn of blijven is hen, gezien de tijd, niet kwalijk te nemen. Wel is jammer dat zij de geest van het artikel niet hebben aangevoeld en dat hun opwinding hen parten gespeeld heeft. Want in plaats van een reactie in het Algemeen Handelsblad, zoals zij gevraagd hadden, ontvingen zij een brief van het Algemeen Handelsblad, gedateerd 7 december 1936.
De hoofddirectie zegt onder meer, dat bij een beoordeling van het gewraakte artikel een zeker gevoel voor humor niet kan worden gemist. Het was de redactie opgevallen, dat niet alleen in Mill maar in meerdere gemeenteraden van oostelijk Noord-Brabant ernstig geageerd was tegen de danswoede. Desondanks was gebleken, dat het publiek bleef toestromen, volgens de redactie een typisch menselijk verschijnsel; de aantrekkingskracht van de verboden vrucht. Dit alles had de stof geleverd voor de beschouwing van de correspondent, welke geen zins de pretentie van strenge zakelijk bezat. Over een rectificatie van het artikel wordt met geen woord gerept. De opwinding van het gemeentebestuur zal misschien mede door de laatste brief , wel verdwenen zijn. Mogelijk zullen zij, wat tegensputterend, tot de conclusie gekomen zijn, dat een krant helaas niet schrijft wat de overheid wil; iets wat tot de dag van vandaag gelukkig nog steeds het geval is.

Maar ja, die zedenverwildering is doorgegaan. Is het nu zo erg met ons gesteld tegenwoordig.

Orgel_Mortier-orgel_in_dancing_Royal_de_reus_van_Antwerpen_1968_.jpg
Het mortier-orgel genaamd "de Reus van Antwerpen" stond in dancing Royal te Mill.

Bron :
Mill in de landelijke belangstelling in 1936 door
P. Schoonhoven in Merlet van 1979 nr. 3

Heemkundekring Myllesheem
Columnist: Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg

Mijn Opa.

Mijn opa heette Harrie Spanjers en was geboren op 1 september 1874. Hij was een jonge handelaar in varkens en woonde op de oude boerderij van zijn ouders in Schaijk.
Op een zekere avond ging mijn opa , aldus het verhaal van oom Piet, zijn zoon, met zijn knecht Grad de Brok op strooptocht in de Schaijkse velden. Het was een donkere stormachtige herfstavond. Mijn opa droeg een carbidlamp bij zich, waardoor er angstaanjagende schaduwen ontstonden door de takken, die zwiepten in de wind. Grad hield het geweer strak in zijn handen vast en speurde over het veld om een haas of konijn in het licht te krijgen. Grad was een goede schutter en ze hadden al één haas als buit. Ze wisten, dat stropen verboden was en ze waren dus zeer op hun hoede.

Plotseling doemde er een gestalte in de duisternis op. Mijn opa scheen met zijn carbidlamp recht in het gezicht van veldwachter Leene en verblindde hem met het felle schijnsel. Snel maakte mijn opa de lamp uit en maakten ze zich uit de voeten het pikdonkere woud in. Veldwachter Leene schrok, knipperde met zijn ogen en toen hij na het scherpe licht weer enigszins kon zien waren de twee schavuiten allang in het donker verdwenen. Mijn opa en Grad kwamen met de schrik vrij en gingen snel huiswaarts. Leene bleef verbouwereerd achter en baalde, dat hij zijn plicht niet had kunnen uitoefenen, namelijk het vangen van stropers.

De volgende morgen moest mijn opa in Ravenstein met de trein mee. Wie ziet hij daar nou op het station met een paar stijve benen lopen, zoals alleen een dienstdoende veldwachter dat doet. Verdomme, mompelde mijn opa, dat is Leene. Die zal wel naar 's-Hertogenbosch moeten, naar de rechtbank. Mijn opa onverschrokken als ie was, ging in de treinwagon naast Leene zitten en zei: "'t Is maar unne slechte morgen", doelend op het stormachtig weer, dat nog steeds aanhield.
Leene mopperde met zijn krakende stem "Unne slechte morgen? Dan moete mar uns zonne nacht migemakt hebben, zoals ik! ""Oh, hoezo dan? "vroeg mijn opa onwetend. "Was er dan ergens iets goande gewist ? ". En veldwachter Leene vertelde over zijn nachtelijke avontuur, Dat ie zich in het struikgewas verdekt opgesteld had, omdat ie stropers met een licht over het veld zag lopen. Dat ie ze wel eens te grazen zou nemen, maar plotseling door een fel licht verblind werd. "Spanjers, ik kan je vertellen, dan ziede efkens helemoal niks!".
"Een licht? ", vroeg mijn opa met zijn meest onschuldige gezicht. "Ja, een nieuwe manier van jagen" legde Leene uit. "Dan hebben ze zo'n lamp, daar schijnen ze mi over het veld en dan blijven die beestjes verschrikt in het licht zitten ". Leene kan nog steeds niet zijn teleurstelling verbergen, dat ie de stropers heeft laten ontsnappen. Mijn opa speelt het spel mee. "Mar nou snap ik het! Da zak oe vertelle Leene. Ik kwam met mijn fiets van Zilland en zag iemand met unne lamp over het veld ronddolen. Ik dacht nog: wa moet die doar toch goan valle? ".
Leene springt op en kan zijn woede niet onderdrukken. "Da moeten die stropers gewist zien ! ". Ondertussen was de trein het station van Den Bosch binnen gereden en gingen de veldwachter en mijn opa ieder hun eigen weg.

de_stroper_schilderij_Kees_Bastiaans..jpg
Schilderij Kees Bastiaans


Dit verhaal heeft mijn ome Piet, de oudste zoon van mijn opa Harrie, meermalen verteld. Oom Piet was een groot bewonderaar van kunstschilder Kees Bastiaans, die door het verhaal geïnspireerd werd tot het schilderen van een prachtig kunstwerk. Later is mijn opa een echte jager geworden en was hij in het bezit van meerdere enkel- en dubbelloops jachtgeweren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden alle wapens in beslag genomen. Toen de oorlog ten einde was, heeft mijn opa de meeste wapens weer terug gekregen, maar door zijn zwakke gezondheid niet meer kunnen jagen. Hij overleed op 71-jarige leeftijd 5 maanden na de bevrijding.
Ook bezat hij een cilinderrevolver, waarmee ik, Willy Sweens en oom Frans in onze jaren hebben geschoten. We hingen het wapen bij ons in de tuin aan een wilde perzikenboom en haalden met een touwtje de trekker over, omdat we het oude ding niet vertrouwden. En "Baaang ", ging het af.

Herinneringen van Willy Sweens aan zijn opa Henricus Johannes Spanjers, volgens de overleveringen van zijn oom Piet Spanjers.

Heemkundekring Myllesheem
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR



MYLLESHEEM IS ER VOOR IEDEREEN
myllesheem_is_voor_iedereen.jpg

logo_myllesheem_vertelt.jpg

HEEFT MILL TOCH EEN ROMEINS VERLEDEN?
Toen de Romeinen omtrent 50 jaar voor Christus Nederland binnenvielen, woonden hier de Germanen, een volk van eenvoudige boeren. Het Romeinse Keizerrijk breidde zich snel uit over een groot deel van Europa en van Nederland werd alleen het zuidelijke deel onder de Rijn veroverd. Bijna 5 eeuwen lang viel dit gebied onder Romeinse heerschappij en werden steden als Mosa Trajectum het huidige Maastricht en Noviomagum het huidige Nijmegen gesticht. Ook het hedendaagse Cuijk (Ceuclum) kende een grote Romeinse nederzetting.

Romeinse_soldaat.jpg
Romeinse soldaat in gevechtstenue

De Romeinen hebben zodoende tastbare bewijzen in onze omgeving achtergelaten en ook in Haps zijn tijdens de aanleg van de rondweg Romeinse vondsten aangetroffen, waaronder een gouden ring.
In Mill (Mylle) is waarschijnlijk weinig Romeinse activiteit geweest als we moeten afgaan op het ontbreken van restanten uit die tijd. Toch werd er een Romeinse kruik in de Millse bodem gevonden. Vermoedelijk was het een gift aan een dode meegegeven in het graf, hetgeen in die tijd gebruikelijk was. Deskundigen hebben deze vondst onderzocht en schatten de kruik van ongeveer 200 jaar na Christus.
De mooi gevormde kruik is helaas tijdens de graafwerkzaamheden flink beschadigd , maar is voor het grootste deel weer in elkaar gezet. De vindplaats van de kruik was vlak bij het huidige Peel-Raamkanaal of te wel het stromingsgebied van de vroegere Kerkse beek. Deze mondde uit in het vroegere Raamdal, waar nu de straat Molendijk loopt in het verlengde van de Roijendijk.

Nijmegen herbergde 2 Romeinse legioenen, tezamen ongeveer 12.000 man. Deze soldaten ondervonden veel moeilijkheden om te voet het drassige land te passeren, vooral als het hoog water was. De kortste en veiligste oversteek was tussen de Brugse Berg en het Hoogveld. Westwaarts werd de beekbedding steeds breder en verderop lag de moerassige Peel, een schrik voor velen.

Romeinse_kruik.jpg
Romeinse kruik gevonden te Mill

De Romeinen waren geen echte onderdrukkers en hebben de plaatselijke bevolking veel geleerd. Ze leefden vooral samen met de oorspronkelijke bewoners en dreven handel met elkaar. Veel jonge mannen traden echter wel in dienst om de Maas en de Rijn te bewaken, en te voorkomen, dat ook de rest van Nederland in Romeinse handen zou vallen en tot het keizerlijke imperium zou gaan behoren. Helaas is het bij deze vondst gebleven. Wel is bekend, dat er in het verleden ook 2 van dit soort potjes gevonden zijn vlakbij de kapel Maria ten Hove. Enkele gemeentewerkers stootten tijdens het verrichten van grondwerkzaamheden met hun schop op de vondst. Jammer genoeg zijn de scherven niet bewaard gebleven en is er ook geen melding van gemaakt. Ook blijkt er ooit in Mill een Romeinse wapenuitrusting gevonden te zijn, omdat de Romeinen vanuit Cuijk regelmatig tijdens een jachtpartij op Mills territorium vertoefden. Ook dit gegeven is echter oncontroleerbaar.

Bij een archeologische vondst heeft de Nederlandse burger een meldingsplicht en moet dit aangeven bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed via het vondstmeldingsformulier.

Romeinse_helm.jpg
Romeinse helm

Laten we hopen, dat ooit nog eens een inwoner van de oude gemeente Mill & Sint Hubert deze procedure moet gaan volgen en er een Romeinse vondst uit Mill in het archeologisch informatiesysteem wordt geregistreerd. Myllesheem zou zich de koning te rijk voelen met zo een vondst van keizerlijke afkomst. Dat dit van groot belang is, blijkt wel uit het feit, dat we in dit schrijven helaas niet precies kunnen vermelden wanneer het Romeinse kruikje gevonden is.
Waarschijnlijk eind jaren tachtig begin jaren negentig . Het wordt bewaard in de opslagplaats van Stichting Myllesheem. Wel weten we, dat er in 1955-1956 een vuistbijl is gevonden in Mill en er sinds 1930 een vuurstenen bijl uit Mill tentoongesteld wordt in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Maar over het algemeen tasten we in het duister voor wat betreft het Romeinse verleden van Mill.

Bron: Dhr. M. Hoeijmakers, oud lid van Stichting Myllesheem.

Heemkundekring Mill
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg


MYLLESHEEM VERTELT. Gij zult gaan en gij zult wederkeren

Met de Duitse aanval op 10 mei 1940 begon voor Nederland de Tweede Wereldoorlog. Aan de Peel-Raamstelling en op de Gebbeberg kon Nederland geen stand houden en na het bombardement op Rotterdam op 14 mei capituleerde in de nacht van 15 mei de Nederlandse land- en luchtmacht . Vijf jaar lang zou de Duitse heerschappij duren en op 5 mei 1945 vierden alle Nederlandse uitbundig de bevrijding.

Voor Wim van der Burgt uit Mill duurde de eerste periode van de oorlog langer dan voor de andere Millenaren. Terwijl de meestenenkele dagen na de capitulatie al weer thuis waren, omdat het krijgsgevangenschap niet langer duurde dan 2 weken, bleef Wim van der Burgt maar liefst 9 weken weg. Zijn familie zat ruim 2 maanden in grote spanning en angst, omdat ze niets van hem hoorden en dus ook niets vernamen over de situatie, waarin hij verkeerde. Zou hij nog wel in leven zijn, nadat hij door de Duitsers vanaf de Grebbeberg was weggevoerd?
Hij had immers moeten vechten tegen een oppermachtige vijand en het was daar op die heuvelrug een hevige strijd geweest. "Ze hebben zienen trouwring gevonden". Zo kwamen de geruchten op gang.
Voor zijn vrouw Dina van der Burgt-Habraken was dat echter nutteloze informatie, want hij droeg helemaal geen trouwring. Maar zij was moedig, nam alleen de zorg voor hun kinderen op zich en wachtte in onzekerheid af.

De strijdmakker van Wim , Bert Berends was allang thuis want die zat toevallig in een andere loopgraaf. Wim had de pech , dat hij met een stel andere soldaten diep Duitsland werd ingevoerd. Wim zat echter niet in een gevangenkamp, maar werkte bij een boer aan de Poolse grens. De boer was een nazisympathisant en Wim vroeg zich af wat erger was: dit of in een kamp. Hij kreeg bijna niets te eten, moest heel hard werken en werd slecht behandeld. Vluchten was vrijwel onmogelijk en zou voor Wim de dood betekenen.

Na 9 weken gevangenschap werd hij vrijgelaten en na een lange en zware reis stak hij bij Oldenzaal de grens tussen Nederland en Duitsland over. Eenmaal aangekomen in Nijmegen belde hij direct naar zijn familie. Tien Verbruggen heeft hem op zijn motor vanuit Mill opgehaald, waarna Wim met zijn gezin werd herenigd.

plaquette_Kerk_Mill_Jo_Uiterwaal.jpg
Plaquette in de Sint Willibrorduskerk Mill. Ontworpen door beeldhouwer Jo Uiterwaal.

Pastoor Rath liet achter in de Sint Willibrorduskerk van Mill een plaquette plaatsen met daarop de spreuk:Ibis et redibis, nunquam, peribis in bello. Gij zult gaan en gij zult wederkeren, nooit zult gij ten ondergaan in de oorlog. Jo Uiterwaal uit Utrecht (beeldhouwer 1897-1972) was de maker van het kunstwerk. Dit gedenkteken symboliseerde de dankbaarheid dat alle weggevoerde parochianen uit de kampen in Duitsland waren terug gekomen. Niet alleen de burgers, die door de nazi's waren weggevoerd, maar ook de dienstplichtige soldaten waren heelhuids thuis. Niet iedereen had zoveel geluk als Wim van der Burgt en een aantal inwoners van Mill hebben dan ook de oorlog niet overleefd en zijn nooit meer huiswaarts gekeerd. Bij de Slag om Mill op 10 en 11 mei 1940 sneuvelden 34 Nederlandse soldaten. En 19 burgers van de gemeente Mill en Sint Hubert werden slachtoffer van het oorlogsgeweld tijdens de vijf jaar durende oorlog. Het hiervoor opgerichte Oorlogsherdenkingsmonument dat eerst naast het Defensiekanaal stond, is in 2018 verplaats naar de Acaciahof, de voormalige begraafplaats. Een sfeervolle plek om de jaarlijkse dodenherdenking te houden. Ut nunquam obliviscamur. Opdat wij nooit vergeten.

Wim_van_der___Burgt_Mill.jpg
portretfoto Wim van der Burgt.

Bron: Henk van de Weem en Piet van der Burgt

Heemkundekring Mill
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg

Myllesheem vertelt: HET JAAR 1939 UNNEN AORIGE TIED DEEL I.

Hoewel er in 1939 al een bedreigende situatie bestond, konden veel burgers toch nog niet vermoeden wat hen een jaar later te wachten stond. Hitler was al sinds 1939 in Duitsland aan de macht, de economische situatie was erbarmelijk en in november 1938 vond de Kristallnacht plaats, waarin de nazi's in diverse Duitse steden vele Joden vermoordden en hun bezittingen vernielden.

De wereld stond aan de vooravond van een historische gebeurtenis met een immense inpact op de gehele wereldbevolking. Ondanks de sociale onrust in ons land ging net zoals in andere dorpen ook in Mill het gewone dagelijks leven zijn gangetje.

Burgemeester Jonkheer Mr. Carel van Nispen tot Sevenaer vertelde aan de Raad, dat er armoede onder sommige inwoners heerste en dat hun huisvesting onder de maat was.

burgemeester_van_nispen_tot_sevenaer.jpg
Burgemeester Jonkheer Mr. Carel van Nispen tot Sevenaer.

Ook kampte de gemeente met financiële tekorten. De kerken van onze parochies zaten er echter warmpjes bij. "De herders leidden hun schaapkens met wijsheid , zuinigheid en een groot geloof"
De kerk in Mill was te klein geworden. Er werden 2 zijkapellen aangebouwd en ondanks die uitgave was het kerkbestuur nog goed bij kas. Er bleek dus ruimte om maar liefst 5.000 gulden te lenen aan Mill en ook aan Sint Hubert. De gebeden van de burgemeester waren gehoord.

De 5-jarige kleuters werden met redelijk harde hand klaar gestoomd voor het echte leven door de zusters Franciscanessen. Zuster Fabiana en zuster Bertha dreigden de dreumesen met de muizenkast. Als straf voor ongehoord gedrag werd menig deugniet opgesloten in de bezemkast tussen de bezems en de emmers. Ook voor de bouw van een nieuwe kleuterschool waren de financiën nog toereikend. Daarbij hoorde ook een onberispelijke kledij van de kleuters: lange mouwtjes, kousjes tot over de knie, broekspijpjes onder de knie en brandschone handjes.

Het jaar 1939 was in Mill een jaar vol bouwnijverheid. Naast de uitbreiding van de kerk en de nieuwe kleuterschool werd er ook een nieuw consultatiebureau gebouwd, compleet met veldwachterswoning en arrestantenhok. De cellen on de trappen van het oude raadhuis waren in gebruik genomen als werkruimtes voor de ambtenaren, want er werden steeds meer overheidstaken aan Mill toevertrouwd.

klasfoto42.jpg

Ook in die tijd waren er gemeentelijke herindelingen. Er werden sprekers gevraagd, die de voor-en nadelen op een rijtje zetten, hetgeen tot felle discussie leidde. Van demonstreren was echter geen sprake en de inwoners van Mill gingen snel over tot de orde van de dag.

In twee gezinnen werd het 15e kind geboren, op het Hoogveld en in de Schoolstraat. Mill telde destijds 4381 inwoners, 2267 mannen en 2114 vrouwen.
Stoomzuivelfabriek Sint Willibrordus verkocht voor 40.000 gulden aan pap, want al die monden moesten gevoed worden.
Mientje , die door moeder op pad werd gestuurd om bij Frans Keijzers aan de Wanroijseweg een mattenklopper te gaan kopen en dat ding achterop de fiets vervoerde, hoort bij Nelleke op de Molenheide smiespelen "Zoi die ok al bij de tennisclub zien?".
Korfbalclub Midako (Millse Dames Korfbalclub) won de 2e prijs bij de Kalorama-mars Nijmegen, voetbalclub Juliana vierde het 20-jarig bestaan en in mei 1939 werd aan de Wanroijseweg de nieuwe tennisbaan geopend. De tennisclub kreeg de naam TOPIO; Tennisclub Opgericht in Oorlogstijd.
En het was allemaal in de krant te lezen. Bril verloren, been gebroken, van de kar gevallen. En als de ijverige correspondent van de Echo van het Land van Cuijk geen nieuws had, dan maakte hij het zelf.

foto_toon_mobilisatie_1.jpg

Ondertussen voelde iedereen het aankomen, dat deze krant snel vol zou staan met minder leuk nieuws, want de eerste militairen werden al gemobiliseerd, omdat de strategische ligging van het dorp van belang was. In eerste instantie zorgden zij voor veel vertier en plezier.
Lees volgende week het tweede deel over "unnen aorigen tied" in Mill.

Bron: Henk van de Weem
Heemkundekring Mill
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg

Myllesheem vertelt; HET JAAR 1939, UNNEN AORIGEN TIED DEEL II.


De bedreiging van een Duitse invasie werd steeds meer voelbaar en kreeg een grotere invloed op het dagelijks leven, ook in het plattelandsdorp Mill. De Nederlandse krijgsmacht werd in paraatheid gebracht om zodoende voorbereid te zijn op een eventuele aanval van onze oosterburen. Ook in Mill bepaalde de gehele situatie het straatbeeld en het het leven van de Millenaren.


foto_toon_mobilisatie.jpg

De mobilisatie had voor Mill grote gevolgen. Drommen militairen ( men schat ongeveer 10.000 ) werden in Mill gelegerd. Langs het Peelkanaal werden kazematten gebouwd om dekking te bieden tegen vijandelijk vuur. Het werd onrustig en druk in Mill, maar nog steeds op een vrolijke manier. Door de aanwezigheid van de vele soldaten ontstonden er nieuwe contacten en vriendschappen en werd er veel georganiseerd ter vermaak en ontspanning. Er werd een gymnastiekclub opgericht, die al meteen 20 leden had en er waren toneeluitvoeringen. Kapelaan van Roestel kreeg zelfs van de bisschop van Den Bosch toestemming om dames en heren gelijktijdig toe te laten in de zaal. Voorheen was dit strikt gescheiden, dus Mill was zeer vooruitstrevend.

De Bijzondere Vrijwillige Landstorm was aan het begin van de Eerste Wereldoorlog opgericht. Het was een groep van bewapende burgers ter ondersteuning van het reguliere leger. Zij startten in Mill met de organisatie van schietwedstrijden op de heide voor ontspanning, maar zeker ook als oefening.

landstorm_1.jpg

Dobbelmann's Ibis Shag, een bekend merk tabak destijds, bood de Millenaren en ook de gelegerde soldaten een feestavond aan, compleet met cabaret.
Niet alles stond in het teken van de dreigende oorlog. Ook andere bedreigingen lagen op de loer. De Coloradokever stak voor het eerst de kop op in Nederland en de Peel werd getroffen door een grote storm. Daarentegen was er ook leuk en lekker nieuws. Mill kreeg zijn eerste frietkraam en een postzegelautomaat voor frankering van 5 en een halve cent.

friture_1939.jpg

Maar toen het jaar 1939 het einde naderde werden alle dienstplichtigen opgeroepen en de algemene mobilisatie afgekondigd. Er werden stellingen en loopgraven aangelegd en regelmatig ging er een proefalarm af. En de Millse kermis ging niet door.

De vrouwen in Mill werden opgeroepen om truien, dassen en mutsen te breien voor onze soldaten. Onder het motto " Breit allen mee " bereidde men zich voor op de koude winter.
De ordedienst stelde alarmvoorschriften op voor de burgers, er werden schuilplaatsen ingericht , noodrantsoenen aangelegd en Mill werd opgedeeld in sectoren elk met aan de leiding een evacuatiecommissaris.
Tussendoor werd er nog volop gevoetbald en getennist en stond gelukkig niet het hele leven stil.

Mill voer er zelfs wel bij, al die bedrijvigheid in het dorp. De werkeloosheid verminderde van 120 personen naar 20 en burgemeester Jonkheer Carel van Nispen tot Sevenaer kon zelfs een gedeelte van zijn lening aan de kerk terug betalen.

Nadat Duitse troepen per trein de Peel-Raamstelling 10 mei 1940 met gemak wisten te doorbreken, begon de Duitse pantsertrein diezelfde dag nog aan zijn terugtocht. De militairen hadden ondertussen het spoor geblokkeerd met een zogenaamde aspergeversperring. De Duitse pantsertrein ontspoorde hierdoor . De zware gevechten die hierop volgden, duurden twee dagen en werden uiteindelijk door een bombardement op de streek door de Duitsers gewonnen. Dit was pas het begin van "unnen aorigen tied".

pantser_trein_2.jpg

Bron: Henk van de Weem
Heemkundekring Mill
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg


Myllesheem vertelt: HET LANDHUIS IN DE STATIONSSTRAAT MILL.

Een familiekroniek in 3 delen, deel 1.
Naar vertelling van Willy Sweens bewerkt door Marja Verheijen.


Op de derde zondag in september van het jaar 1908 kreeg Sjaak Jansen uit Someren het idee om eens een kijkje te gaan nemen op de Millse kermis. Hij fietste vanuit zijn woonplaats naar Deurne , een ritje van 13 kilometer. Dat was geen probleem, want het was mooi najaarsweer met nog een lekker warm zonnetje. Hij stapte op de trein naar Venlo , waar hij moest overstappen naar Nijmegen. Bij kruispunt Beugen verliet hij de trein. Destijds had Beugen 2 treinstations. Beugen Hoog, dat gelegen wa aan de Maaslijn naar Nijmegen en Beugen Laag, dat aan het Duits lijntje lag. Deze trein zou bij het station in Mill stoppen en Sjaak had er dan in totaal een treinreis van een uur op zitten. Op de kermis leerde hij een leuk meisje kennen, dus de lange reis bleek niet voor niets geweest te zijn. Zij heette Adriana en voordat Sjaak weer huiswaarts zou keren, wist hij ook haar achternaam: van der Wiel. En haar geboortedatum, namelijk 9 november 1881. Sjaak zelf was geboren op 16 september 1882, dus qua leeftijd zouden ze bijzonder goed bij elkaar passen.

Adriana was de dochter van Jan en Gerada van de Wiel-Walraven en ze woonde in de Hoogstraat op nummer 11 samen met haar jongere broer Henricus. Het gezin had veel verdriet gekend, omdat twee broertjes kort na hun geboorte waren overleden.

Adriana en Sjaak kregen verkering, maar de afstand was nogal een hindernis in het onderhouden van hun relatie. Toen er dan ook in het Graafs Weekblad een advertentie voor een postbode in Mill verscheen, liet Adriana dit haar Sjaak direct weten. Sjaak solliciteerde en na enkele weken ontving hij van het hoofdkantoor van de P.T.T. een brief, dat hij na grondig onderzoek werd aangenomen als briefgaarder in Mill.
Hij was zo blij, dat hij met spoed via een telegram het goede nieuws aan zijn geliefde Adriana liet weten. Het stel was dolgelukkig, want hierdoor was er voor hen samen een toekomst in Mill weggelegd.
landhuis_Stationsstraat_Mill.jpg


De vader van Adriana was aannemer/metselaar en hij wist een mooi stukje bouwgrond te koop staan in de Stationsstraat, naast het patronaat. Sjaak en Adriana gingen samen kijken naar het perceel van 1400 vierkante meter, dat door de familie van Hoorn uit de Stationsstraat te koop werd aangeboden. Sjaak en Adriana stonden hand in hand het mooie plekje te bewonderen en besloten om hier hun droom te gaan verwezenlijken.
Ze konden zich gaan voorbereiden op hun toekomst en de datum voor hun huwelijk werd vastgesteld, namelijk 2 augustus 1910. Helaas werden deze huwelijksplannen overschaduwd door het overlijden van de vader van Sjaak, maar vol goede moed startte het jonge stel met de voorbereidingen van hun huwelijk. Het zou een drukke tijd worden voor het aanstaande paar, maar gelukkig kregen zij hulp aangeboden. Adriana wilde, dat alles tot in de puntjes verzorgd werd en het werd dan ook een geweldige dag.
Voor een huwelijksreis was er geen geld meer, want het te bouwen huis moest natuurlijk ook nog ingericht worden. Adriana zei tevreden: "We maken later wel een reisje ,Sjaak "en ze keek haar echtgenoot liefdevol aan.

Het jonge paar ging bij Adriana thuis inwonen tot hun nieuwe onderkomen helemaal klaar was. Architect C.G. Elbers uit Oeffelt tekende een mooi landhuis. De tuindeuren lieten ze verplaatsen naar de achterzijde van de woning, zodat de inrit vrij bleef voor een garage in de toekomst. Het prachtige huis werd gerealiseerd door Bert van Tienen uit Sint Hubert, niet alleen de goedkoopste in de regio maar ook de beste vakman.

Het vervolg van deze familiekroniek leest u in deel 2.

Bron: Willy Sweens
Heemkundekring Mill
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg

Myllesheem vertelt: HET LANDHUIS IN DE STATIONSSTRAAT MILL.

Een familiekroniek in 3 delen, deel 2.
Naar vertelling van Willy Sweens bewerkt door Marja Verheijen.


Adriana en Sjaak konden bijna niet wachten tot hun droomhuis verwezenlijkt was. Bijna elke avond wandelden de twee geliefden om de bouw en de vorderingen te bekijken.
Alles verliep naar wens en ze waren dolgelukkig. Het huis werd opgeleverd op 1 augustus 1912 en de Stationsstraat in Mill was weer een prachtig huis rijker in de stijl van een heus landhuis. Nadat Sjaak en Adriana hun intrek genomen hadden en er een knus en gezellig huis van hadden gemaakt, vlogen de jaren voorbij.
Het echtpaar bleef helaas kinderloos, waar ze veel verdriet van hadden. Daarom wilde Adriana toch wel iets om handen hebben en ze begon een tabakswinkel. De voordeur werd de winkeldeur en de ingang naar haar winkeltje was via de eerste deur links, die vanaf nu altijd open stond om de klanten te verwelkomen. De zaken verliepen voortreffelijk en Adriana was gelukkig, dat ze zin had kunnen geven aan haar leven, zo zonder gezinsuitbreiding.

Het jonge echtpaar had samen een goed inkomen en Sjaak kocht een nieuw huis aan de Spoorstraat nummer 7, dat hij ging verhuren. Het zou niet zijn laatste investering zijn.

snuutje_van_der_burgt_(002).jpg

In de twintiger jaren van de 20e eeuw deed de fiets zijn opmars en Sjaak kreeg het idee om een fietsenzaak te beginnen. Adriana zou haar neef Adriaan van der Burgt uit Boxtel vragen om de nieuwe zaak te gaan beheren. Adriaan was een zoon van haar zwager Adrianus van de Burgt en haar zus Anna van de Wiel en was toen, in het jaar 1928, slechts 15 jaar oud. De jonge knaap zou eerst meehelpen met het verbouwen en inrichten van de winkel, daarna was hij verantwoordelijk voor de in- en verkoop van de fietsen en de reparaties ervan. De ouders van de jonge Adriaan waren erg blij met de nieuwe baan van hun zoon.
Er moest veel gebeuren. De sigarenwinkel werd verplaatst naar de keuken, die op zijn beurt nieuw gebouwd werd op de plek, waar de bijkeuken en het varkenshok gesitueerd waren. Aan de achterkant van het pand werd een nieuwe bijkeuken en een werkplaats voor de reparatie van de fietsen gebouwd. De nieuwe fietsenwinkel kwam in de ruimte , waar voorheen de sigarenwinkel was. Het etalageraam werd vergroot, zodat ze met trots hun fietsen konden etaleren. Om de etalage een chique uitstraling te geven werd het raam afgewerkt met geglazuurde tegeltjes en boven de etalageraam kwamen 8 glas - in - lood raampjes in Jugendstil.

Met voortvarenheid en groot enthousiasme werd het vele werk aangepakt en in 1929 werd fietsenzaak W.J. Jansen in Mill geopend. Het meest trots was misschien wel Adriaan van der Burgt, die al op jeugdige leeftijd de moderne rijwielzaak ging bemannen.
De fietsenwinkel was een groot succes en al in 1932 werd de werkplaats vergroot en kwam er een showroom met kelder. Ook werd er een serre aangebouwd om na een dag noeste arbeid nog te kunnen genieten in het avondzonnetje. Verder werd de garage verwezenlijkt, die ze al bij de eerste bouwtekening hadden ingepland. Ook was er nog ruimte voor een groot kippenhok met ren en konden Sjaak en Adriana elke dag genieten van een vers eitje.
Sjaak en Adriana waren een ondernemend stel en hun grote wens was om een hotel te starten. Dus ze staken de koppen bij elkaar om nieuwe plannen te maken.
Lees volgende week hoe het verder met de nieuwe toekomstplannen van Sjaak en Adriana en ook hoe tijdens de dreigende situatie aan het eind van de dertiger jaren Sjaak een groot verdriet treft.

Het vervolg van deze familiekroniek leest u in deel 3.

Bron: Willy Sweens
Heemkundekring Mill
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg

Myllesheem vertelt: HET LANDHUIS IN DE STATIONSSTRAAT MILL.

Een familiekroniek in 3 delen, deel 3.
Naar vertelling van Willy Sweens bewerkt door Marja Verheijen.


Een eigen hotel, dat was de wens van Sjaak en Adriana. Voor de bouw ervan vonden ze een perceel op één van de beste strategische punten in Mill, namelijk de viersprong Mill, Haps, Wanroij en Uden. Maar voordat Sjaak met de bouw ging starten, informeerde hij bij een andere neef. Nicolaas van der Burgt, ook uit Boxtel of hij genegen was om dit nieuwe hotel te gaan runnen. Daar had neef Klaas wel oren naar, want hij kon redelijk goed koken en hij oberde ook al regelmatig. Dus het startsein voor de bouw kon gegeven worden. Sjaak kon de heidegrond redelijk goedkoop aanschaffen en in 1933 werd "Hotel Erica" opgeleverd, een prachtig statig pand met een schitterend uitzicht over de heidevelden, waar het hotel zijn naam aan ontleende.


Hotel_Erica_foto_voor_website.jpg


Neef Klaas oefende zijn functie als hotelier naar tevredenheid uit en ome Sjaak ontving van gasten positieve berichten. Toch gaf al in 1935 neef Klaas er de brui aan. Hij kon het zware werk niet langer aan en had er ook geen zin meer in. Dat was een lelijke domper en Sjaak had er slapeloze nachten van. Na veel gepieker had Sjaak een idee en hij overlegde zijn plan met Adriana. Ze zouden de fietsenwinkel verplaatsen naar de kelder onder het hotel en samen zouden ze het hotel gaan runnen. Hun neef Adriaan zag de verhuizing wel zitten, mede omdat er voldoende ruimte voor de fietsenzaak was. Het huis in de Stationsstraat , hun landhuis werd te koop gezet en Frans Thijssen werd de nieuwe eigenaar.

Als gevolg van de onheilspellende situatie werden in 1939 de Nederlandse militairen gemobiliseerd en verschenen de eerste soldaten in het straatbeeld van Mill. De Duitse dreiging werd alsmaar groter en op 10 mei 1940 vielen de Duitsers massaal Nederland binnen. De twee Wêreldoorlog was een feit.

Om half 5 die dag reden er twee treinen Mill binnen, een pantsertrein en eenlange goederentrein met een bataljon Duitse soldaten. Op de eerste oorlogsdag viel de Peel-Raamstelling al, de Nederlandse verdedigingslinie tussen Grave en Weert, waar Mill onderdeel van was .
Al direct vond de inkwartiering van de Duitse soldaten plaats in het hotel en Sjaak en Adriana probeerde er net als alle anderen maar het beste van te maken. Het normale leven was ver te zoeken. Sjaak zou echter geconfronteerd worden met een nog veel groter verdriet. In de zomer van 1940 werd Adriana ziek en haar toestand bleek veel ernstiger dan het in het begin leek. Haar toestand verslechterde snel en zij kwam te overlijden op 1 november 1940. Op 9 november zou zij 59 jaar zijn geworden. Adriaan ging gebukt onder een groot leed en zijn enthousiasme voor het leven ebde langzaam weg. Zijn grote liefde was niet meer.

In 1941 mocht neef Adriaan de rijwielzaak overnemen en een nieuwe fietsenzaak beginnen in het pand aan de Spoorstraat 7, dat ome Sjaak reeds in 1924 had gekocht en al die tijd verhuurd had. Ondanks de oorlog brak er voor neef Adriaan een heuglijke tijd aan. Op 5 mei 1941 opende Adriaan van der Burgt zijn eigen zaak en op 19 mei trouwde hij zijn grote liefde Mientje Nas.
Sjaak had het zwaar nu hij zonder zijn geliefde Adriana alleen door het leven moest. Hij verkocht Hotel Erica en ging in november 1941 . Zo hoopte hij nog rustig van zijn leven te kunnen genieten. Elke zondagmorgen ging hij bij Hotel Kloosterman een borreltje drinken om zijn verdriet te verzachten. Tonny Kloosterman en Willy Sweens kregen dan altijd een paar centen om bij Hanneke Toonen, Ons Hanneke in het pand aan de Stationsstraat 18 een snoepje te kopen.

Lang heeft Sjaak niet kunnen genieten van zijn rustige leventje. Op 7 januari 1943 moest neef Adriaan van der Burgt naar het gemeentehuis om het overlijden van zijn oom Sjaak aan te geven. Sjaak was 60 jaar oud geworden. Hij zou spoedig zijn geliefde Adriana weer ontmoeten aan gene zijde en eindelijk konden ze samen aan hun reis beginnen, die ze bij hun huwelijk al voornemens waren.

Bron: Willy Sweens
Heemkundekring Mill
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg

MYLLESHEEM VERTELT: DE BELEVENISSEN VAN EEN POLITIEMAN.

Elk dorp heeft er wel één of meerdere: de markante dorpsbewoner, die door zijn karakteristieke uiterlijk en/of merkwaardige gedrag binnen de dorpsgemeenschap opvalt. Het volgende verhaal is een verslag van de belevenissen van een politieagent, alias Peter van de Kraaienberg en speelt zich af in de jaren van de Tweede Wereldoorlog.

Marietje Keijzers-Huggers woonde met haar man Antoon in De Meeren en zij stonden bekend als een uitzonderlijk vreemd stel. Vaak ging het tweetal op pad om te bedelen of om te stelen. Daarvoor hadden zij een oude versleten kinderwagen bij zich om het gestolen goed in te verbergen. Hun route verliep meestal van de Meeren naar de Wanroijse hei, waar nu recreatiepark De Bergen is gevestigd.



Marietje_Keijzers-Huggers_kinderwagen.jpg
Antoon, met Marietje in de kinderwagen.

Ze woonden in een klein gebouwtje, wat in de oorlog gediend had als baken voor vliegveld Volkel.

Het voorste vertrek wa een kleine woonkamer met daarin een potkacheltje, een tafel en een paar krakkemikkige stoelen. In de achterste ruimte was de slaapkamer gevestigd, waar op een hoop stro een vies matras en even zo vuile dekens lagen. Beide vertrekken hadden een vloer van zand, want de Duitsers hadden na hun vertrek alle plavuizen eruit gesloopt.

Later trok Jan de Miechel ook nog bij het koppel in. Hij verkeerde in criminele kringen en had al een uitgebreid strafblad.

Marietje was regelmatig zwanger en heeft 5 kinderen gebaard, waarvan de verwekker niet altijd bekend was. Voor de grap zei ze dan, dat de notaris, de dierenarts of de smid weleens de vader zou kunnen zijn. Tegen de tijd dat de bevalling zich bijna aankondigde, bracht ik Marietje altijd samen met een wijkverpleegster en een ambtenaar van de Kinderbescherming naar de Vroedvrouwenschool in Heerlen. Van te voren kreeg Marietje van wijkzuster Verbruggen een grondige wasbeurt in het Witgele Kruisgebouw. Na de bevalling werd het kindje ondergebracht in een pleeggezin, want Marietje was echt niet in staat om zelf voor het kindje te zorgen.

Op een dag moest ik een dagvaarding uitreiken aan Antoon Keijzers, maar ze lieten mij nooit binnen. Marietje was samen met Jan weer op boevenpad.
Ik verstopte me in het bosperceel tegenover het huisje, dat eigendom was van Van Hout, totdat ik mijn kans schoon zag. Na een poos kwam Antoon naar buiten om de emmer met uitwerpselen te legen en hun niet ongevaarlijke hond liep aan een ketting zover mogelijk met hem mee. Ik rende snel naar het huisje en glipte de deur binnen, zodat ik Antoon later persoonlijk de dagvaarding kon overhandigen.

De driekoppige boevenbende stal alles wat ze maar te pakken konden krijgen: kammetjes , haarspelden, garen en lint, maar ook voedingsmiddelen, zoals kool , uien, wortels en aardappelen en zelfs kippen en konijnen. Ik heb weleens stiekem in hun kast gekeken en daar lagen roomboter en dure vleeswaren. Ook ging Marietje bij de Miechel achter op de fiets alle kerken in de omgeving af. Ze zullen best ooit offerblokken hebben gelicht, maar dat heb ik nooit kunnen bewijzen . Ze gingen dan op de voorste rij zitten om zogenaamd te bidden. Ze liet dan en aantal mooie missaals in haar boodschappentas glijden en eenmaal thuisgekomen scheurde ze de eerste bladzijde uit het misboek, omdat daar de naam van de eigenaar op stond. Daarna verkocht ze de kerkboeken door, totdat ze een keer gepakt werden, want dokter Verbeeck uit Sint Anthonis had ook ergens in het midden zijn naam vermeld.

Van zo'n stelletje schurken had je in het dorp vaak veel last. De politie had het er druk mee, want naar al die kleine diefstallen moest onderzoek gedaan worden en de hele gang van zaken diende gerapporteerd te worden. Aan de andere kant brachten ze wel leven in de brouwerij en zorgden ze voor allerlei belevenissen van de dienstdoende politieman!

Maria Gerardina Petronella Huggers werd op 5 januari 1910 geboren en is op 25 april 1973 overleden. Antoon was nogal wat ouder en was van 8 oktober 1884 en overleed op 28 maart 1957.

Bron:
Heemkundekring Mill
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg

MYLLESHEEM VERTELT: EEN JUBILEUM VAN EEN PASTOOR
We schrijven het jaar 1942 als de oorlog volop wordt in Nederland en de rest van Europa. Hoewel het gewone leven lijkt stil te staan , is er gelukkig ook nog tijd en gelegenheid voor het vieren van het 25-jarig jubileum van pastoor Rath.
Ernest Joseph Rath werd geboren op 9 november 1892 te Veghel en overleed in dezelfde gemeente op 20 januari 1975. Op 30 oktober 1936werd hij geïnstalleerd als pastoor in Mill en geëerd met een receptie en een stoet van verenigingen, die door de Karstraat, de Hoogstraat en de Kerkstraat trok.



pastoor_rath_mill.jpg
Pastoor Rath

Al snel na zijn benoeming kreeg hij te maken met problemen van wereldformaat namelijk de Tweede Wereldoorlog. In de meidagen van 1940 werden in de kerk 700 Nederlandse krijgsgevangenen ondergebracht alvorens ze op transport naar Duitsland werden gezet. Daar tijdens de oorlogsjaren de pastorie gevorderd was door een Duits legeronderdeel, woonde pastoor Rath in het huis van mejuffrouw Van Hoorn. Later de woning van notaris Stalpers. Hij was van 1936 tot 1955 pastoor van Mill en hij vierde op 6 juni 1942 zijn 25-jarig priesterjubileum in ons dorp.

Hij heeft veel voor de Millse gemeenschap betekend en zo heeft hij er onder andere voor gezorgd, dat in 1939 de Sint Willibrorduskerk werd uitgebreid met twee zijvleugels. De Mariakapel, en de kinderkapel.
We citeren een gedeelte uit de rede , die oud-burgemeester Verstraaten hield ter gelegenheid van het jubileum, die werd afgedrukt in de Echo. "Pastoor Rath heeft thans de kroon op het werk gezet door onze oude zoo verwaarloosde kerk tot een soort kathedraal oftewel tot een monumentale kerk der 19/20e eeuw te promoveren en laat mij er den wensch aan verbinden dat pastoor Rath nog een reeks van jaren als Leider dezer parochie en als Pastor Bonus over onze parochianen mag fungeren en zich verheven ambt in zijne ideale kerk, verrijkt met een hartewensch vervullend hoofdaltaar, mag uitoefenen"

Het geschenk van de parochianen was een nieuwe altaar opbouw, omdat het oude was afgeschreven vanwege houtwormen in de beelden het lijstwerk en de pinakels. Architect Jan Strik uit Mill (1912-1992) maakte het ontwerp van de nieuwe opbouw , bestaande uit ranke pilaren en een koepel gelijkend op het hoofdaltaar van de Sint Pieter in Rome. Het overstek was versierd met de oude Christelijke symbolen, zoals brood en vissen. Daarvoor hadden de boeren boter en eieren moeten afstaan om het dure edelmetaal roodkoper te kunnen bekostigen. De godslamp werd vernieuwd en opzij aan een pilaar gehangen. Spottend zei men "Diejen hoiberreg mi diejen zijschottel".
Een nieuw corpus met Christus als Koning bekroonde het nieuwe altaar. Het beeld was ontworpen en vervaardigd door kunstenaar Niel Steenbergen ( 1911-1997), die ook altaren, preekstoelen, doopvonten en oorlogsmonumenten maakte.
Op de ochtend van de feestelijke dag trok er een processie door het dorp met veel hoogwaardigheidsbekleders, de werkcommissie, het erecomité, veel schoolgaande kinderen en soeur Desideria met haar bruidjes. Het organiserend comité bestond uit Wim Kloosterman, Piet de Vet, Jan Moors en Coos Schraven.
De harmonie zorgde voor de muzikale omlijsting en rijvereniging Hyppos ging voorop in de feestelijke stoet. Ook ter opluistering van de festiviteiten rondom zijn zilveren priesterjubileum voerden enkele Millenaren een toneelstuk op met als titel David en Saul en de leerlingen van de Heilig Hartschool brachten Het Kabouterspel ten tonele.
De "bouwpastoor" was een geliefd persoon en heeft veel goeds voor het dorp nagelaten. Je zou toch verwachten, dat ie ergens in het straatnamenboek van Mill vernoemd zou zijn.

We weten niet van wie de foto's zijn, maar in die tijd beschikten slechts drie Millenaren over een fototoestel, te weten Martien Hermsen, Theodoor Moons en Toon van Hout.

pastoor_rath_intocht.jpg

pastoor_rath_ontvanstcomite.jpg
Het ontvangstcomité

Bron:
Heemkundekring Mill-Henk van de Weem
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg

MYLLESHEEM VERTELT: TOEN DE TREIN 10 MINUTEN TE LAAT UIT MILL VERTROK.

Het zal in het voorjaar van 1938 zijn, toen de oma van mijn vriendje Tonnie Kloosterman even op ons zou passen. Het was een mooie warme lentedag en oma zou geen kind aan ons hebben, omdat we heerlijk aan het spelen waren in de tuin onder het toezicht oog van onze grote vriend Mika, de Duitse herdershond. Hij zou als een trouwe herder over ons waken en alarm slaan als er gevaar op de loer zou liggen. Dus het zou geen kwaad kunnen, als oma even een middagdutje ging doen..

Dat was het moment, dat Tonnie en ik het plan oppakten om maar eens de wijde wereld in te trekken. Tonnie wist een gat in de beukenhaag en daar konden wij en Mika gemakkelijk ongezien de tuin verlaten. We liepen over een groot stuk land, dat ingezaaid was met rogge, richting de zuivelfabriek. We staken de Spoorstraat over en kwamen zo uit op de spoorbaan, waar het heerlijk spelen was met de grote keien. Ieder uur reed er op het Duits lijntje een personentrein en tussendoor ook nog zo nu en dan een goederentrein.
Stationschef Jan Lammers stond gereed om een nadere trein vanuit Gennep het sein groen te geven. Hij zette de seinpaal op groen, liet de spoorbomen aan de Wanroijseweg naar beneden en keek tevreden op de stationsklok.


Lammers.JPG
Stationschef J. Lammers

Hij had zijn werk op tijd geklaard en ging weer achter zijn bureau zitten om nog wat administratief werk af te ronden of om kaartjes te verkopen voor de trein Boxtel het eindstation van dit traject. Lammers werd echter opgeschrikt door een zeer luide en langdurige stoomfluit, waardoor hij geschrokken van zijn stoel sprong om polshoogte te gaan nemen. In zijn vak zou een fout verschrikkelijke gevolgen kunnen hebben en hij trilde dan ook over zijn hele lijf.
Toen hij buiten kwam, zag hij meteen, dat er een noodsituatie gaande was. Een grote hond sprong van links naar rechts over de treinrails. Zag hij dat nou goed? Zaten er verder ook twee kinderen te spelen tussen de rails? Hij kon zijn ogen niet geloven en de angst greep hem naar de keel. Hij sprong op zijn fiets en alsof zijn leven er vanaf hing, trapte hij met hoge snelheid richting de plek des onheils. Hij gooide zijn fiets aan de kant, greep ons van de rails en zette ons aan de kant in het gras. Mika blafte naar de stationschef, alsof hij hem wilde bedanken voor zijn reddende actie.
Gelukkig had de machinist de trein op tijd tot stilstand weten te brengen. Lammers klom nog even op de locomotief om hem te bedanken voor zijn oplettendheid. Beiden waren zeer opgelucht , dat ze een ernstig treinongeluk hadden kunnen voorkomen. Lammers pakte zijn fiets weer op en gaf ons de opdracht om samen met hem richting het stationsgebouw te lopen. Gelukkig volgde de hond trouw en toen we veilig en wel aankwamen, kon de stationschef pas het sein geven, dat de trein zijn weg kon vervolgen.
Lammers kon het niet laten om ons eens flink toe te spreken en hij riep zijn vrouw, zodat zij zijn taak kon overnemen. Hij wilde namelijk ons persoonlijk naar huis brengen om ook met onze ouders een hartig woordje te wisselen. Hij belde bij mijn moeder aan en ze had de deur nog maar amper geopend of hij riep al met boze stem: "Weet u wel, dat uw kinderen zojuist ervoor gezorgd hebben dat de trein 10 minuten vertraging heeft opgelopen? Omdat u niet goed op uw kinderen heeft gelet ".
Dat wij in al onze kinderlijke onwetendheid groot gevaar hadden gelopen, scheen hem niks te deren. Hij liep boos weg en riep nog na : "Let voortaan beter op uw kinderen!"
Het gevolg was, dat er bij ons thuis een grote poort kwam, zodat wij niet nog een keer de oorzaak zouden zijn van het feit, dat de trein uit Mill 10 minuten te laat vertrok.

Bron:
Heemkundekring Mill-Willy Sweens
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg

MYLLESHEEM VERTELT: 150 JAAR HET DUITS LIJNTJE.

De spoorlijn tussen het Brabantse Boxtel en het Duitse Wesel in de deelstaat Noordrijn-Westfalen werd 150 jaar geleden officieel geopend op 15 juli 1873. Dit traject wordt het Duits Lijntje genoemd en in Duitsland spreekt men van de Boxteler Bahn en het was onderdeel van de spoorverbinding tussen Vlissingen en het Duitse achterland. Het spoor met stations in onder andere Goch, Schijndel, Veghel, Uden , Mill, Haps en Gennep was opgericht door de Noord-Brabantsch Duitsche Spoorweg Maatschappij (NBDS). De spoorbaan was van groot belang, want het was een belangrijke verbinding tussen West- en Oost Europa.

Station_Mill.jpg
Stationsgebouw Mill

Het Duits Lijntje had een lengte van 100 kilometer en de aanleg van spoorlijn, stationsgebouwen, toegangswegen en andere faciliteiten had in totaal ƒ 4.500.000,00 gekost. Naast het vervoer van goederen en vele passagiers maakten ook koninklijke reizigers gebruik van dit traject De Kroonprins van Duitsland was één van de vooraanstaande passanten, als hij zijn tante Queen Victoria in Londen met een bezoek wilde vereren. Ook de Prince of Wales genoot van de prachtige treinreis, wanneer hij op visite ging naar de Tsaar in Petrograd. De burgemeester van Mill werd steeds in kennis gesteld, als een hooggeplaatst persoon het station in zijn dorp aandeed. De heer Kerstens uit Mill was de president-commissaris van de NBDS en de Duitse Rijkskanselier Otto von Bismarck zal in 1874 raar opgekeken hebben, dat de trein in Mill stopte om slechts één man uit te laten stappen, die verder zijn weg lopend door de velden vervolgde. Mill voer er dan ook wel bij, want er werd grond verkocht aan de spoorwegmaatschappij en Mill nam ook deel in het kapitaal van de onderneming. Er werd een goed berijdbare weg aangelegd (Stationsstraat) richting het station en door de aanleg van de spoorweg werd het centrum verplaatst van het oude kerkhof (nu Acaciahof) naar het huidige centrum. Ook particulieren namen initiatieven om de vruchten te plukken van het komen en gaan van de vele reizigers. Hendrik van der Linden, meester timmerman en aannemer bouwde in 1874 tegenover het station een bedrijf met café en hij verrichte ook werkzaamheden voor de NBDS. Dit pand Spoorstraat 30 3n 30a, werd later de smederij en werkplaats van de familie Verbruggen en is nu in gebruik als woonhuis. Ook Jan Giesen bouwde in 1880 bij het station een koffiehuis met logement en een koetshuis. Van hieruit vertrok men met koetsen en huifkarren naar de omliggende dorpen van Mill. Dit pand met een rijke historie is onlangs gesloopt en maakt plaats voor appartementen. Rond 1900 reden er wel zo'n 40 treinen per dag, waaronder ook bedevaartgangers naar Kevelaer, waarvoor een retourtje ƒ 0,91 kostte.
Toen in mei 1910 Koning Edward VII te overlijden kwam, was het een komen en gaan van keizers, koningen en staatslieden, die in Londen de begrafenis wilden bijwonen. Vaak zal de gewone dorpsbewoner niet geweten hebben, dat er regelmatig voorname personen van adellijk bloed bij het station stopten en een glimp opvingen van het dagelijkse dorpsleven.
In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en kwam er een plots einde aan alle bedrijvigheid en in 1922 werd de NBDS failliet verklaard. Er werden sarcastische grappen gemaakt, zoals "Niets Beroerder Dan Schuld". De Nederlandsche Spoorwegen nam het traject over.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het Duits Lijntje door de Duitse soldaten gebruikt voor vervoer van oorlogsmateriaal. Ook werd er in die jaren veel gesmokkeld door reizigers, waardoor de spoorlijn de bijnamen "Botertrein" of "Speklijn" kreeg.

Op 10 mei 1940 lieten lieten de Nederlandse militairen de Panzerzug bij het Defensiekanaal dor het plaatsen van de zogenoemde asperges ontsporen, nadat deze eerder door de Nederlandse verdediging was gedrongen. Na de bevrijding kwam het personenvervoer over het traject maar langzaam op gang, omdat inmiddels de bus en de auto steeds meer zijn intrede hadden gedaan.
Op 1 augustus 1950 werden er dan ook geen reizigers meer vervoerd en in 1972 passeerde de laatste goederentrein. Alleen op 21 augustus 1962 organiseerde de Zegelvereniging voor de Millse kinderen een treinreisje naar Harderwijk en in 1972 maakte de LEUT-express tijdens de Millse Carnaval nog een laatste ritje.
Heden ten dage, 150 jaar na de oprichting, zijn er in de natuur nog veel sporen zichtbaar van het Duits Lijntje in de vorm van spoordijken of langwerpige groenstroken en hebben veel aanliggende dorpen cultuurhistorische monumenten geplaatst ter nagedachtenis aan deze spoorlijn met een rijke geschiedenis.

Bron:
Heemkundekring Mill-Henk van de Weem
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR


logo_myllesheem_vertelt.jpg


MYLLESHEEM VERTELT; DE KAJOTTERSKEET.
We schrijven de jaren 50 van de vorige eeuw, toen in de omgeving van de doorgaande weg tussen Mill en Wanroij door de gemeente Mill een onderkomen werd gerealiseerd voor de K.A.J., de Katholieke Arbeiders Jeugd, ook wel de Kajotters genoemd. Het gebouw werd door vrienden en familieleden gerealiseerd en kreeg de naam "De Kajotterskeet".

De K.A.J. was een beweging, die zich richtte op jongeren van 17 tot 23 jaar uit de arbeidersklasse en bestond tussen 1945 en 1965. Daarna ging de vereniging over in de K.W.J., de Katholieke Werkende Jongeren. In het begin had de Millse K.A.J. hun clubhuis in de school achter het oude gemeentehuis van Mill, dus ze waren erg blij met hun nieuwe thuishonk.

Elke afdeling van de vereniging kreeg de opdracht om een activiteit voor Mill te organiseren en zo werd in juni 1956 het Oprichtingsbestuur van de Millse Mars geïnstalleerd met als drijvende kracht Rein Bisschops. Op 15 juli 1956 werd de allereerste Millse wandelmars gehouden met maar liefs 700 wandelaars uit onder andere Kerkrade, Gouda, uit de stad Sens ten zuiden van Parijs en zelfs uit Curaçao.
De wandeltocht was een groot succes en tijdens de derde editie op 4 augustus 1958 werd er een record met maar liefst 2430 deelnemers gevestigd. De Millse Mars werd een begrip en trok ook veel toeschouwers, die langs de route de wandelaars aanmoedigden. Het jaar daarop, in 1959, zag WSV Amicitia het daglicht en deze wandelsportvereniging bestaat nog steeds. De man van het eerste uur was Jan Hendriks, de vader van de gitarist van Doe Maar.


1960_millse_mars_.jpg
Familie van Laake nam deel aan de jaarlijkse Millse Mars in het jaar 1960

De mannen- en vrouwenpelotons liepen in uniform zoveel mogelijk wandeltochten in de omgeving van Mill mee. Er werd in formatie op de maat van de trom gelopen en men kreeg zelfs zangles om tijdens het wandelen liederen ten gehore te brengen.
Tijdens de 7e editie in 1962 namen ruim 3500 wandelaars deel aan de Millse Mars. Een van de markante Millse wandelaars was Dorus Pijnenburg, die samen met zijn zoon Harrie jaarlijks van de partij was. De tocht voltrok zich door Mill, Sint Hubert, Wanroij, Haps en Beers over de openbare weg tussen het gewone verkeer door en kende diverse afstanden, van 5 kilometer voor de kleine wandelaars en hun ouders tot 40 kilometer voor de meer geoefende wandelaars. Diverse muziekkorpsen ondersteunden onderweg het loopritme van de wandelaars en na voltooiing van hun tocht bij de Kajotterskeet namen zij op het trainingsveld van Juliana de medaille in ontvangst. Voor elke afstand stond daar een apart hokje om de prijs op te halen.
Na afloop gaf de jury ook nog een rapport uit over de deelnemende groepen, die beoordeeld werden op hun kleding, of er netjes in de maat gelopen werd en of het vaandel meegedragen werd.

Inmiddels had Amicitia de organisatie van de Millse Mars van de K.A.J. overgenomen en was de voormalige Concertzaal te Mill ook voor korte tijd de start locatie. Ook voor andere doeleinde werd er gebruik gemaakt van de Kajotterskeet, onder andere als tijdelijk kleedlokaal voor de voetbalclub Juliana, de judovereniging, voor toneeluitvoeringen, bruiloften en als vergaderruimte voor diverse clubs.

Begin jaren 70 werd de keet volledig gerestaureerd en verdwenen de zo typerende buitenwanden van houten palen. De keet werd opgedeeld in 2 ruimtes, eentje voor Amicitia met de naam "Op goede voet" en een ruimte voor de scouting. Eind 1990 werd er nog een uitgebreide opknapbeurt uitgevoerd en was het gebouw ook veel door scholen in gebruik voor werkkampen. In 2021 gaf de gemeente Mill aan, dat zij de huur wilden opzeggen en de grond wilden uitgeven als industrieterrein. Onder andere verplichte verduurzaming zou hoge kosten met zich meebrengen om het pand te behouden. Op 18 december 2022 werd de Kajotterskeet voor de laatste maal gebruikt als startpunt van een wandeling uit de winterserie. Op 1 februari 2023 verzocht de gemeente Land van Cuijk beide huurders de locatie te verlaten. Beide verenigingen vonden elders onderdak en daarmee kwam er een einde aan het 70 jarig bestaan van de Kajotterskeet. Een plek, waar in al die jaren veel bedrijvigheid was en nu dienst gaat doen als bedrijventerrein.

op_goede_voet_.jpg
Voormalig clubgebouw wandelsportvereniging Amicitia sportweg Mill

Bron:
Wandelsportvereniging Amicitia Mill
Columnist Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR.


logo_myllesheem_vertelt.jpg

MYLLESHEEM VERTELT: EEN WIELRBAAN IN MILL.

Sinds 1905 was het in Nederland verboden om op de openbare weg wielerwedstrijden te houden en zodoende werden er aan het begin van de 2e eeuw door heel Nederland wielerbanen of velodrooms aangelegd. De helft van deze wielerbanen ( meer dan 70 ) lag in Brabant, waar de wielersport zeer populair was. De meeste wielerbanen ontstonden in de jaren negentiendertig en wel in allerlei soorten, gemaakt van zand, gras, gruis, hout, leem of beton. Ook de lengte van de banen was heel verschillend. Ook de lengte van de banen was heel verschillend, van 120 tot 840 meter. Bij voorkeur werden ze achter een café gebouwd, zodat de vele toeschouwers ook nog een drankje konden nuttigen na afloop van de wielerwedstrijd. Zo'n parcours moest wel aan een aantal door de Wielerbond opgestelde eisen voldoen, voordat er officiële wedstrijden gehouden mochten worden.

In 1933 durfde Mies Bisschops uit Mill het aan om een heuse betonnen wielerbaan te gaan realiseren, met een lengte van 155 meter. Aannemer Bosch uit Volkel was de laagst met inschrijven en klaarde de klus voor 1300 gulden. Mies woonde aan de Vorleweg, waar hij een fietsenwinkel en een café met zaal runde, een lucratieve combinatie dus. Achter de zaak was hij in het bezit van een groot stuk grond in het buurtschap Borneo, de ideale plek voor een mooie wielerbaan. Hij gaf de naam "Eureka" aan de wielerbaan naar de uitroep van de Griekse wetenschapper Archimedes, toen die een belangrijke vinding deed. "Ik heb het gevonden", moet Mies gedacht hebben bij het uitvoeren van zijn slim idee.

Mies_Bisschobs_.jpg
Mies Bisschops

Al snel werd er een wielerclub opgericht. "De Snelvogels" met als lid hele goede Millse wielrenners, zoals Jan van Duren, Wim Bastians, Jan Kremers, Thij en Toon Heesakkers, Piet Abels en Piet Veldpaus. De laatste bleek onverslaanbaar te zijn. Mies pakte het goed aan en haalde soms ook andere bekende renners naar Mill, zoals de Haan, van Kemenade, Moeskops en Loncke. Of hij organiseerde zelfs een bokswedstrijd in de arena. Mies hing ook soms een aankondiging van een wedstrijd op een aanplakbord met daaraan een strookje met gratis entreekaartjes. Bij een grote wielerwedstrijd was een koe de hoofdprijs, al dan niet geslacht.

De baan in Mill was boven op de rand afgezet met planken, waarachter het publiek kon plaatsnemen. Tijdens de wedstrijden steeg de spanning soms zo hoog , dat de toeschouwers van enthousiasme tegen het hout begonnen te schoppen. Dit heeft een keer tot een bizarre ontknoping van de wedstrijd geleid. De potentiële winnaar was bijna binnen, toen er zo'n plank losliet, deze van de helling van de baan afgleed, waardoor de wielerrenner pijnlijk ten val kwam en de eerste plek op het podium aan zijn neus voorbij ging.
Hoewel de wielersport grote successen in die jaren heeft gekend, was de wielerbaan van Mies helaas geen lang leven beschoren. In 1935 verkocht hij het circuit en vertrok hij uit Mill. Omdat de verkoop te weinig opbrak kwam hij in financiële problemen en werd hij op 19 juni 1935 bij de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch failliet verklaard, getuige een krantenbericht. In 1939 werd de wielerbaan gesloopt.

Voor wie geïnteresseerd is in de bewogen geschiedenis van de vele wielerbanen uit die tijd : het boek "Hier lag een wielerbaan" van Robert van Willigenburg geeft een prachtig overzicht van deze velodrooms, waarin ook zeker die van Mill staat benoemd. Het huis op nummer 33 aan de Vorleweg waarachter het circuit lag draagt nu nog steeds de naam "Eureka"als herinnering aan de glorietijd van de wielerbaan.

Vorleweg_33_eureka_.jpg
Vorleweg 33


Helaas zijn er weinig of geen foto's van de wielerbaan bekend, dus wie wel één of meerdere foto's of andere documenten in bezit heeft, vragen wij zich te melden via onderstaand email-adres.

Bron:
Adriaan van Hout
Piet en Bert Heijs
Willy Sweens
BHIC
Werkgroep Myllesheem PR en communicatie
Columnist Marja Verheijen.
info: info@myllesheem.nl